



Twee jaar geleden probeerden de Walt Disney Studios met
‘Princess and the Frog’ te bewijzen dat ze ook zonder Pixar nog
relevante dingen konden betekenen voor de animatiemarkt. Het idee
leek briljant in al zijn eenvoud: iedereen gaat voor de hippe, o zo
slimme postmoderne, satirische knipoogjes? Oké, dan gaan wij
helemaal de andere kant uit en we maken een ouderwets sprookje dat
probleemloos naast ‘Sneeuwwitje’ kan staan. Het enige probleem was
dat de uitvoering te wensen overliet. ‘The Princess and the Frog’
was dan wel prachtig getekend, maar het verhaaltje was uiteindelijk
maar flauw en de liedjes kinderachtig. Het verhoopte commerciële
succes bleef dan ook uit. Tijd voor take two dus, en
ditmaal is het wél raak: met ‘Tangled’ (bij ons in de zalen
gebracht onder de titel ‘Rapunzel’) weet het Huis van de Muis een
knap evenwicht te vinden tussen oerklassieke Disney-elementen, die
inderdaad al meegaan van de tijd van ‘Sneeuwwitje’, en een
eigentijds gevoel voor humor dat ook volwassenen kan aanspreken.
Ligt het aan mijn slecht karakter, of zou het kunnen dat de
betrokkenheid van executive producer John Lasseter (zo’n
beetje de godfather van Pixar) toch iets te maken heeft
met dat succes? Nu ja, maakt niet uit: ‘Tangled’ is een zeer
aardige animatieprent, die bewijst dat er wel degelijk nog een
toekomst is voor oprechte, onironische filmsprookjes.
Het verhaal werd zeer losjes gebaseerd op het sprookje van de
gebroeders Grimm: Rapunzel (Mandy Moore) is een prinses wiens
blonde haar magische krachten bezit. Het kan wonden genezen en
mensen eeuwig jong en gezond houden – reden genoeg voor de heks
Gothel (Donna Murphy) om Rapunzel te ontvoeren en op te sluiten in
een hoge toren. Haar ouders, de koning en koningin, blijven
radeloos achter. 18 jaar later leeft Rapunzel nog steeds in
absoluut isolement, ervan overtuigd dat Gothel haar moeder is. Het
begint echter te jeuken om de wijde wereld te leren kennen, en net
op dat moment komt de sympathieke boef Flynn (Zachary Levi) haar
kamer binnengevallen: een dief met een gouden hart die op de vlucht
is voor de Koninklijke wacht.
Dat klinkt allemaal zeer klassiek, en dat is het ook wel.
Tijdens de eerste twintig minuten lijkt ‘Tangled’ zelfs helemaal
dezelfde weg op te gaan als ‘The Princess and the Frog’, met een
dermate groot respect voor de tradities van de ouderwetse
Disney-tekenfilm, dat het allemaal wat levenloos en suf uit de
startblokken schiet. We krijgen het typische “ik wil”-liedje, ‘When
Will My Life Begin’, de introductie van een schattig diertje (in
casu een kameleon) als sidekick van de heldin, en daarna
het obligate shownummer van de slechterik, ‘Mother Knows Best’,
waarin Donna Murphy mag bewijzen dat ze – als getrainde
Broadwayzangeres – een stembereik heeft dat glazen kan doen
barsten. Eat that, Celine Dion!
Die openingsakte van de film is – net zoals alles, natuurlijk –
knap geanimeerd en professioneel in elkaar gestoken, maar het is
ook allemaal wel héél voorspelbaar en braaf. De fut zit er niet in
en, net zoals ‘The Princess and the Frog’, kondigt ‘Tangled’ zich
dan ook aan als een nobele mislukking – een film die we twintig
jaar geleden misschien prachtig zouden hebben gevonden, maar die nu
al lang ingehaald is door de tijd. Maar blijf toch nog even zitten,
want het is dan dat Flynn wordt geïntroduceerd, en opeens lijkt de
hele film extra zuurstof te krijgen. Het verhaal wordt
opengetrokken (Rapunzel verlaat immers haar toren) en de personages
beginnen zich zowaar op een min of meer geloofwaardige manier te
ontwikkelen. De humor schakelt naar een hogere versnelling: een
running gag met een bakpan is effenaf hilarisch, en zelfs
een vete tussen Flynn en Maximus, een plichtsbewust paard van de
Koninklijke wacht, werkt wonderwel. (Hoewel ik normaal gezien geen
fan ben van komisch bedoelde nevenpersonages, werken zowel de
kameleon van Rapunzel als Maximus het paard hier opvallend op de
lachspieren. Het zal er misschien iets mee te maken hebben dat ze
geen van beiden een stem meekrijgen – anders had één van de twee
garanti met die van Eddie Murphy gepraat, en dàn hadden we dik in
de shit gezeten.) Enfin, waar de eerste akte mooi maar stoffig
leek, komt de film daarna verrassend op kruissnelheid. De makers
hebben vanaf dat moment een goede toon te pakken, die perfect past
bij wat ze willen bereiken: ‘Tangled’ is een klassiek en oprecht
bedoeld sprookje, dat zich niet constant zit te bedienen van
ironische knipoogjes opdat we toch maar zouden weten dat de makers
te cool zijn om hun eigen verhaal serieus te nemen. Maar
ondertussen heeft de film ook een eigentijds gevoel voor humor en
een hedendaagse mentaliteit (zeker in zijn vrouwbeeld: zelfs in
‘Shrek’ en consoorten blijft het hoofdpersonage een man; hier is
het gewoonlijk Rapunzel die Flynn moet gaan redden).
Dat ‘Tangled’ zich toch niet kan meten met de grote
Disney-meesterwerken, heeft enerzijds te maken met de liedjes, die
simpelweg niet memorabel genoeg zijn om naast die van ‘Beauty and
the Beast’ of ‘The Lion King’ te staan – twee dagen na de film
gezien te hebben, kan ik me geen enkel deuntje meer voor de geest
halen (hoewel componist Alan Menken ook verantwoordelijk was voor
de score van ‘The Little Mermaid’, ‘Beauty and the Beast’ én
‘Aladdin’, dus zo zie je maar). Ook schurk Gothel had gerust wat
dreigender mogen zijn – eigenlijk is dat een structureel probleem
met het verhaal: omdat Gothel tegenover Rapunzel de illusie in
stand wil houden dat ze haar moeder is, kan ze zelden openlijk
gemeen zijn. Ze heeft ook, in tegenstelling tot pakweg Scar uit
‘The Lion King’, nauwelijks scènes alleen, waarin ze haar masker
even kan laten vallen om gewoon volop slecht te zijn, en daarom
krijg je als kijker te weinig het gevoel dat Rapunzel en Flynn echt
gevaar lopen.
Maar die mankementjes doen maar weinig af aan het pure
kijkplezier van ‘Tangled’. Vooral omdat we één romantische scène
krijgen die echt wel klassiekerstatus verdient: Rapunzel en Flynn
zitten samen in een bootje en kijken toe hoe honderden zwevende
lantaarns de lucht in gaan – het is een moment dat zó naast de
balzaalscène uit ‘Beauty and the Beast’ of de magic carpet
ride van ‘Aladdin’ kan staan. En op dat moment weet je: Disney
heeft het nog.
NB: ik lijk tegenwoordig na haast elke recensie een soort
epiloogje te moeten schrijven over het gebruik van 3D. Omdat
‘Tangled’ in zijn originele versie enkel in 3D beschikbaar was in
mijn bioscoop, moest ik het gevreesde brilletje weer trotseren. Het
resultaat was in ieder geval een stuk beter dan bij het vrijwel
gelijktijdig uitgebrachte ‘Chronicles of Narnia’, omdat de film
ditmaal effectief gemaakt was om in 3D vertoond te worden.
Drukbevolkte scènes, zoals een sequens in een kroeg vol bandieten,
waarin veel personages en voorwerpen in een enkel kader samen
zitten, blijven bij mij wanordelijk overkomen, en moeilijk om in
één keer te verwerken. Geen hoofdpijnervaring ditmaal, maar echt…
zou de film ook maar een beetje minder leuk zijn in 2D? Nee
toch?