Soms kan het deugd doen om even weg te zijn geweest. Zo komt de goesting immers terug. Na acht jaar moeten de leden van Suede razende honger hebben gehad, want met een show die geen kwartier gaf, werd het Cirque Royale maandagavond stormenderhand ingenomen.
Geen hond die er nochtans op gerekend had de legendarisch Britpopgroep nog eens aan het werk te kunnen zien. Sinds frontman Brett Anderson er in 2003 de stekker uittrok, bracht hij al drie soloalbums uit, en maakte hij als The Tears ook een plaat met Bernard Butler, de Suedegitarist die in 1994 aan de deur werd gezet. We kunnen ons voorstellen dat de overblijvende groepsleden even Andersons bloed konden drinken.
Maar kijk: wat als een eenmalige reünie voor een kankerbenefiet was bedoeld, kreeg dan toch een Europees staartje en bracht de groep naar het Cirque Royale. Zonder Butler, maar wel met Richard Oakes die hem in 1994 als zeventienjarige verving én met Neil Codling, het neefje van drummer Simon Gilbert dat midden jaren negentig kortstondig op toetsen hielp en er vanavond meteen ook extra gitaar bijneemt.
De vraag “wie zit nog te wachten op een vergane glorie van ondertussen meer dan een decennium geleden?” is na een halve seconde van opener “Hollywood Life” al lang vervaagd. De band heeft dan allang de lat nog wat hoger gelegd door net als in de goeie ouwe tijd vlak voor de set nog eens “Bodies” van The Sex Pistols door de boxen te laten knallen, en slaagt erin om ook na het meest smerige van alle punknummers het publiek meteen bij zijn nekvel te grijpen.
Deze band neemt vanavond geen gijzelaars. Het duurt zes nummers vooraleer we een “good evening” krijgen. Met een openingsschot met onder andere “She”, de knallende T-Rexriff van “Filmstar” en de call-to-arms die “We Are The Pigs” is, was dit: de landing van Normandië; de herovering van het vasteland, met als ultieme argument een uitzinnig “Trash” en een explosief “Animal Nitrate” dat het publiek aan de rand van de waanzin brengt.
Het punt? Dat men met alle geschmier over de nichterigheid van Anderson af en toe eens vergeet hoe goed die omringd was. Zelfs al zijn de haarlijnen geweken, de buiken wat dikker, en ziet bassist Matt Osman er ondertussen uit als een leraar Engels (ja, wat heeft hij ook gedaan ondertussen?); dit blijft nog altijd een geweldige liveband: los en strak in het gareel tegelijk, hecht als een zetel waarin Anderson maar achterover te leunen heeft — figuurlijk dan, want de man stuitert als vanouds het hele podium rond; zwiepend met dat lange lijf en dito microfoondraad. Natuurlijk staat het hemd tot aan de navel open. Dat spréékt.
Er zijn weinig bands die twee B-kantjes uit de begindagen in het hart van de set kunnen steken, en daar hoogtepunten van maken. Suede doet het vanavond. Eerst het geweldig uitbarstende “To The Birds”, daarna alweer zo’n glamrockstamper die van Marc Bolan had kunnen zijn: “Killing Of A Flash Boy”. Waarna de band even — éven! — kan putten uit werk van na 1996 met “Can’t Get Enough” en “Everything Will Flow”. Dat geeft ook niet, want het zijn hoogtepunten van de als geheel wat flauwe plaat Head Music.
Met een catalogus om U tegen te zeggen onder de arm, heeft Suede de wereldsongs voor het grijpen en ze worden losjes voor de voeten geworpen in de laatste helft van de set. Een “By The Sea”, bijvoorbeeld, dat weids uitwaaiert in het finale refrein, of een spetterend “So Young”. Zonde wel dat voor dat laatste nummer het dramatische “The Asphalt World” halverwege wordt afgebroken. Wanneer daarna de ultieme ballad “The Wild Ones” volgt, is die misstap echter allang vergeten.
Met “The Beautiful Ones”, altijd al een publieksfavoriet, wordt de kers op de taart gelegd. De bisronde bestaat uit één nummer: “Saturday Night”, de wat simpele afsluiter van Coming Up uit 1995, dat Oasis ongetwijfeld aan een waardige opvolger voor “Wonderwall” had geholpen, maar voor Suede eigenlijk te min is. Maar zo’n folieke is hen ondertussen wel gegund. Dit was een terugkeer door de grote poort zoals we er maar zelden een zagen. Het songmateriaal bleek geen dag verouderd en de band speelde met het vuur van de gloriedagen. Het wordt écht niet beter dan dit. Suede is klaar voor een tweede leven.