Zeggen dat Koen Mortier enkele jaren geleden zijn entree maakte
in de Vlaamse filmwereld met ‘Ex Drummer’, zou niet helemaal
correct zijn. In feite beukte hij de deur van die filmwereld in, om
er vervolgens nog eens een paar keer goed op te stampen, er een
dikke fluim op te spugen en ten slotte luidkeels te roepen: “Hoe
zit het, valt er hier nog iets te beleven, of wat?” ‘Ex Drummer’
was nu eenmaal het soort film dat dergelijke beelden opriep. Hij
was hondsbrutaal en bewust choquerend. Gemaakt, zo leek het wel,
door een hoogbegaafde puber die bulkt van het talent, maar dat
talent uitsluitend aanwendt om een dikke middenvinger op te steken
naar alles en iedereen. De reacties waren dan ook verdeeld – mijn
eigen conclusie was destijds dat Koen Mortier ongetwijfeld goeie
films in zich had zitten, maar dat het niet genoeg was om gewoon
een 90 minuten durende woede-uitbarsting te tonen. En kijk eens
aan: Mortiers opvolger, ’22 Mei’, toont nog altijd die zelfde
onconventionele spirit en nog altijd dezelfde dwarsheid,
maar vertelt ditmaal een complex, surrealistisch verhaal, waar echt
vlees aan zit. Nee, de prent zal niet voor iedereen zijn, en hij
heeft ook zo zijn gebreken, maar het is een opvallende film, die
achteraf nog wel een tijdje in je kleren zal blijven hangen.
Sam (Sam Louwyck) is een beveiligingsagent in een winkelgalerij
in Brussel. We volgen hem tijdens zijn ochtendroutine (in een
enkel, ononderbroken steadicamshot dat zo’n vier minuten duurt):
hij poetst zijn tanden, rookt een sigaretje en vertrekt naar zijn
werk. Daar wijst hij mensen de weg, zet hij een zwerver buiten en
houdt hij de boel in het oog, tot het ondenkbare gebeurt: een jonge
man blaast zichzelf en het hele winkelcentrum de lucht in. Sam, die
even naar buiten was gelopen, probeert aanvankelijk nog mensen uit
het inferno te halen, maar raakt daarna in paniek en vlucht
weg.
En het is op dit punt dat de film een onverwachte draai in de
richting van het surrealisme neemt: Sam bevindt zich plotseling in
een soort van (mentaal of letterlijk) purgatorium, waar hij de
doden uit het winkelcentrum opnieuw ontmoet. Een jonge moeder
(Steffi Peeters) die hem vraagt waarom hij de zelfmoordenaar niet
heeft tegengehouden. Een man (Norman Baert) die een ruzie met zijn
vrouw nu nooit zal kunnen bijleggen, stelt hem de vraag wat hij nu
van plan is. Een fotograaf (Gunter Lamoot) gaat samen met Sam op
zoek naar de dader van de aanslag. En ook de zelfmoordenaar (Titus
De Voogdt) komt aan het woord.
Al die personages zwerven door een niemandsland vol verlaten
straten, eindeloze gangen en mistroostige kamers. Figuranten zijn
er niet – die zien we enkel tijdens de luttele scènes die zich
duidelijk in de fysieke werkelijkheid afspelen – wat het bizarre
gevoel van vervreemding nog versterkt. Is Sam, nadat hij de plaats
van de explosie ontvlucht is, in shock gegaan en beleeft hij nu een
extreme survivor’s guilt? Of is ook hij gestorven en gaat
de film over het proces dat hij – en de andere doden – moeten
doormaken om te kunnen aanvaarden dat ze overleden zijn?
Persoonlijk gok ik op het laatste. ’22 Mei’ is een film over
mensen die niet klaar waren om te sterven, wiens leven nog in volle
gang was, en die zich dan ook verzetten tegen de gedachte dat het
afgelopen is. Dat ze hun kind nooit zullen zien opgroeien, dat ze
hun vrouw nooit meer zullen kunnen zeggen dat het hen spijt en dat
ze hen graag zien. Mensen die, zoals in het geval van Sam,
rondlopen met een enorm schuldgevoel dat ze nooit zullen kunnen
aflossen. De zelfmoordaanslag zorgt voor een hoop onafgewerkte
levens, en één mogelijke interpretatie van de film, is dat de
personages in hun bizar niemandsland uiteindelijk op zoek zijn naar
aanvaarding van dat feit, zodat ze toch tot rust kunnen komen.
Geen lichte kost, dus. Mortier wil ditmaal niet choqueren, maar
zijn non-lineaire verhaalstructuur, het zweverige ritme van de film
en het gebrek aan “normale” narratieve logica in het scenario,
zorgen er wel voor dat ’22 Mei’ behoorlijk zwaar op de maag kan
blijven liggen. De regisseur gaat voor een deel associatief te
werk: het is onbegonnen werk om achter elk beeld, elke scène een
letterlijke verklaring te gaan zoeken. Op een bepaald moment ziet
Sam een ouderwetse telefooncel staan. Hij loopt binnen en begint in
het telefoonboek te bladeren, wanneer er plots een enorme wind
opsteekt – alsof de kracht van de explosie door de cel waait. Iets
of iemand fluistert hem de naam van de zelfmoordenaar toe – “Nico
Degeest”. Die scène is overduidelijk niet realistisch, oké. Maar
Mortier maakt ze ook niet symbolisch op een eenvoudig te
interpreteren manier. Veel van wat je in ’22 Mei’ te zien krijgt,
heeft iets instinctiefs over zich. Je kunt niet precies zeggen
waarom, maar het past gewoon in het plaatje. Zo krijgen we ook een
shot doorheen een venster, boven een lopende kraan. Waarom die
lopende kraan? We weten niet in welke kamer we ons bevinden of wie
er misschien in woont. Maar het beeld lijkt op een vreemde manier
te kloppen, ook al kunnen we het symbool of de metafoor niet meteen
terugvoeren naar iets tastbaars.
Het is wellicht gemakzuchtig om films die surrealistisch te werk
gaan meteen te gaan vergelijken met het werk van David Lynch, maar
hier en daar laat de geest van Lynch zich toch voelen – de
eindeloze gangen, de vele deuren in de film en gewoon het concept
van de doden die zich vasthouden aan het leven, hebben daar veel
mee te maken. Maar net zo goed lijkt het mij dat Mortier heel goed
heeft gekeken naar Wim Wenders (‘Der Himmel über Berlin’) en zelfs
Andrei Tarkovsky (‘Mirror’). Nu goed, dat spelletje “precedenten
zoeken” leidt uiteindelijk tot zeer weinig, aangezien ’22 Mei’ een
sterke eigen identiteit heeft, die veel meer is dan de som van zijn
invloeden.
Visueel gaat de regisseur verder op het elan van ‘Ex Drummer’,
met misleidend eenvoudig uitziende steadicamshots, een prachtig
gebruik van slow motion, een zeer toepasselijk kleurenpalet van
grijs en bruin en een uitgekiende belichting (let op een scène
waarin het gezicht van Titus De Voogdt uit de duisternis
tevoorschijn komt!). Esthetisch is dit wellicht de beste Vlaamse
film van de voorbije jaren.
Gebreken zijn er ook – ’22 Mei’ is een film met torenhoge
ambitie, en zoals dat vaak gaat met dergelijke films, is ook deze niet
vrij te pleiten van enige pretentie. Bovendien – en dat is erger –
is de film zo nadrukkelijk metaforisch en surrealistisch, dat de
emotionele band met de personages voor een groot deel verloren
gaat. Je bewondert de film voor z’n intellect en unieke sfeer, maar
het hart blijft onberoerd, tot tijdens de laatste vijf minuten.
Want dan pakt Mortier alsnog uit met een werkelijk fenomenale
epiloog, die, in blessuretijd als het ware, toch naar de keel
grijpt.
Love it or hate it, maar ’22 Mei’ laat zich niet
negeren. Het is een radicale film, tsjokvol fascinerende ideeën en
geweldige visuele concepten. Koen Mortier heeft met zijn tweedeling
het talent getoond dat ‘Ex Drummer’ hier en daar al beloofde.