Belgische artiesten zijn vaak ware angsthazen. Een herkenbaar geluid, ja, maar doorgaans zoeken ze het zeker niet te ver want als de radio’s niet gehaald worden of als er na de tour geen aanvullende theatershows volgen, kan het snel voorbij zijn. Resultaat: veel degelijke, maar tegelijk erg brave en eentonige platen.
Gelukkig zijn er steeds nog de uitzonderingen die de regel bevestigen. Zo heeft het Brusselse Aeroplane nooit het conventionele pad gevolgd. In plaats van deel te nemen aan lokale talentwedstrijden of zich in groezelige garages te pletter te repeteren, liet het duo — inmiddels gereduceerd tot stichtend lid Luca De Vito — zich opmerken door enkele superbe remixen voor de groten der aarde als daar zijn Robbie Williams en Grace Jones. Eerste eigen wapenfeit "We Can’t Fly" was meteen een groot succes en bracht Aeroplane afgelopen zomer van Ibiza naar Glastonbury en zowat alles wat daartussen ligt. In eigen land valt de respons eerder matig uit, al deert dat de groep niet. Maken jullie maar een podium van enkele bierkratten, moet De Vito gedacht hebben bij het maken van dit debuut, I prefer champagne.
Aeroplane pint zich duidelijk niet vast op de vaderlandse markt. Er wordt met branie gecomponeerd, De Vito tapt ongeremd uit een vat vol uiteenlopende muziekstijlen en een pak internationale gasten verlenen hun medewerking. Op het laatste moment zou nog een nummer met rijzende ster VV Brown van de tracklist geschrapt zijn, maar er blijft genoeg interessant volk over. Zo brengt het Amerikaanse sterretje Sky Ferreira verleidelijke synthpop op zijn Lykke Li’s ("Without Lies") en sluiten de drie popnimfen van Au Revoir Simone het album in stijl af met het vederlichte "We Fall Over".
Op zijn meest spacy momenten ("London Bridge", "Caramellas") kan We Can’t Fly dan weer perfect wedijveren met de weidse space disco van de Noorse wonderkinderen Lindstrøm & Prins Thomas. Dit zijn uitgesponnen, verfijnde dansnummers waarop het heerlijk trippen is. Tijdens "My Enemy" gaat het tempo de hoogte in, richting uitgepuurde disco die de flikkeringen van de discobal reflecteren op de dansvloer. De cool en de extravaganza van Giorgio Moroder zijn niet ver weg. De keizer van de italodisco zou Aeroplane trouwens al gecontacteerd hebben om in de toekomst samen iets te doen.
Maar helaas, All That Glitters Is Not Gold, We Can’t Fly herbergt ook een paar stevige missers. Op enkele nummers verslikt De Vito zich in zijn opzet en wordt hij iets te overmoedig. Het theatrale "Fish In The Sky" — met medewerking van Poni Hoax-zanger Nicolas Ker — klinkt te bombastisch en "The Point Of No Return" is een overdreven dramatische hymne die er helemaal over gaat, inclusief gierende gitaarsolo. Het zijn twee smetten op een verder vrij voortreffelijke plaat.
We Can’t Fly is het soort album dat de Franse dandy Sébastien Tellier of het Britse pretcombo Basement Jaxx geregeld maakt. Groots opgezet, niet bang om hier en daar op zijn bek te gaan, maar met durf en vooral veel plezier. Het is een avontuurlijke plaat zoals er in ons land veel te weinig gemaakt worden, en is daarvoor alleen al de aankoop meer dan waard.