Wie dacht dat An Pierlé zich na het knappe debuut van haar nieuwe begeleidingsband White Velvet zou settelen in een perfect, classic geluid, had het goed mis. Vier jaar later schiet opvolger Hinterland alle richtingen uit.
"Een plaat in één stijl opnemen? Dat lukt ons nooit!", liet An Pierlé onlangs optekenen: "We zijn te eclectisch." En zo is het maar net. Nadat An Pierlé & White Velvet een zeldzaam coherent werkstuk was, een met verve geslaagde poging om eens een echt schone plaat te maken, mocht het voor Hinterland allemaal wat losser. Pierlé was sowieso zwanger, dus tijd voor veel poespas was er niet: de zweep er op en gaan met wat er kwam.
Of dat was toch het geval na een lange periode van demo’s opnemen, zodat levensgezel en muzikale partner Koen Gisen er zelf bijna het bos niet meer in zag. Computerschetsen werden ontleed en opnieuw ingespeeld op een beperkt aantal echte instrumenten, en ziehier: tien nieuwe nummers, van pure pop over klassieke songschrijverij tot meer arty farty sfeerschepperij.
En waarom niet meteen beginnen met dat laatste? "Little By Little" zet de luisteraar zo op het verkeerde been. Het is een omineus en bezwerend begin, met een Pierlé die haar laagste stem bovenhaalt en een arrangement dat het betere akelige sprookjesbos oproept. Heeft de zangeres eindelijk de avantgardistische plaat gemaakt die ergens diep in haar verborgen zit? Toch niet: met "Where Did It Come From?" zitten we weer op het terrein van de songschrijverij uit de jaren zeventig: een nette en proper geproducete pianoballad, met de juiste minimalistische begeleiding. Bram Vanparys en Cleo Janse van The Bony King Of Nowhere spelen voor sfeervol achtergrondkoortje.
In "Hide & Seek" mag de drum heerlijk rechtdoor gaan: geen kunstzinnige tempowisselingen of moeilijke ritmes, gewoon rechtdoor volstaat. De keuze om de rijke inkleuring van An Pierlé & White Velvet te vervangen door een basisbezetting met piano, gitaar, bas en drum is hier een gouden zet. Waarna er nog maar eens een bruuske bocht volgt en "Broke My Bones" Pierlé voor het eerst in full-popmodus toont; een ervaring die zeker voor herhaling vatbaar is.
Bijna meezingbaar is ook "Fort Jerome", het soort nummer waarin Pierlé nog eens al haar Kate Bushfixaties mag botvieren, maar ook Gisen mag in de langzaam van de juiste sporen glijdende finale even zijn ding doen. En met "Everything Is New Again" placeert Pierlé vervolgens een halve nachtclubjazz "": zo mogelijk nog dieper van stem dan in "Little By Little", een denkbeeldig sigarettenpijpje tussen de vingers en genoeg galm om de grotten van Han in te verdrinken. Toch niet helemaal gezellig dus, en zo is het goed.
Eclectisch? Ja dus. Maar tegelijk — en dat is sterkte en zwakte in één — voelt Hinterland ook erg coherent en bijna eentonig aan. Pierlé en Gisen hebben zo’n eigen signatuur zodat, wat ze ook doen, het altijd onherroepelijk als hen klinkt. Dat maakt dat de nuances en subtiele verschillen soms al eens onopgemerkt voorbij gaan. Om helemaal krachtig te zijn zou een volgende plaat dus of die wijdlopigheid nog sterker in de verf moeten zetten, zodat elke song een even sterk gezicht krijgt, of net voor één consequente sfeer moeten kiezen.