Hier is-ie dan: the one we’ve all been waiting for, het
filmevenement van het jaar en de natte droom van menig nooit
helemaal volwassen geworden manspuber. Alle
eighties-nostalgie die genres van komedies (‘Hot Tub Time
Machine’) over romantische films (’17 Again’) tot actieknallers
(‘The A-Team’) de laatste tijd heeft geteisterd, komt tot een
knetterend culminatiepunt in ‘The Expendables’, wellicht de film
met de meest badass aftiteling ooit. Niet alleen bezieler
van het project Sly (man, wat ziet die er afgetakeld uit) speelt
mee maar ook Jason Statham, Jet Li, Dolph Lundgren, Eric Roberts,
Mickey Rourke, Steve Austin, Terry Crews en Randy Couture mogen met
hun spieren komen rollen (zelfs Bruce en Arnie komen even dag
zeggen!). Het resultaat van al dat verzameld testosteron is een
plezierige en brutale popcornrit zonder hersens, maar met een
driedubbele dosis hell yeah.
Al wie ooit een actieprent uit de eighties heeft
gezien, weet waaraan zich te verwachten. Een snode generaal die op
de rug van zijn volk leeft! Een Spaanse schone in nood! Een
corrupte CIA-agent zonder scrupules die de touwtjes van de
drugshandel in handen heeft! Wreedaardige soldaten zonder een
spátje goedheid in hun aderen, die zonder verpinken een klein
marktpleintje kort en klein komen slaan, louter en alleen omdat zij
zo slecht zijn dat zij plezier scheppen in het lijden van het
gepeupel! Houterige dialogen! Halsbrekende (letterlijk: Sly brak
tijdens de opnames zijn nek) vuistgevechten, schermutselingen,
knalfestijnen, kogelregens, knokpartijen, krachtpatserijen en
andere kwajongensstreken! (Achter de schermen zie je de cast zó hun
blinkende bicepsen vergelijken, hun diepste keelgeluid opzetten en
verwoede pogingen ondernemen om het record ver pissen te
verbreken.) ‘The Expendables’ is, met andere woorden, een
ventenfilm – geen gewone venten, maar uit marmer gehouwen, met
steroïden opgepompte, uit hun voegen barstende manskerels! – en het
verhaal doet daarbij heus niet ter zake.
Maar is de film daarom ook te smaken? Bwa, ja. Een grimmige,
verontrustend sadistische en ietwat – enfin, heel erg – misplaatste
bedoening zoals ‘Rambo’ is het alvast niet geworden. In plaats van
een overdreven serieus oorlogsepos te willen maken dat willens
nillens naar de exploitation begon te neigen, doet Sly het
dit keer immers zoals het hoort: met de tong stevig in de kaak
gedrukt en met het nodige gevoel voor fun, fun, fun. Van
een politieke ondertoon en een cynisch wereldbeeld is dit keer
gelukkig nog maar weinig sprake (alleen de door Eric Roberts
vertolkte CIA-agent zit erin om de “veranderde tijdsgeest” te
duiden, aldus Sly) en de klemtoon komt ditmaal te liggen op –
warempel – een bijna onschuldige nostalgie naar het Gouden Tijdperk
van de actieheld. Eén keer, wanneer Mickey Rourke zowaar begint te
acteren, levert dat zelfs een oprecht mooi moment op. Voor
de rest uit die melancholie zich vooral in brutale,
oldskool actie zonder CGI en stevige, fysieke stunts.
Ziedaar, Wong Kar Wai: ’t is ook een manier.
In de schemerzones die voor dit soort films nauwelijks betreden
worden (zoals daar zijn: de schrijfkamer en de montageruimte) loopt
er al meer fout. Dialogen klinken pijnlijk futloos, van opbouw is
weinig of geen sprake en enige intrige, spanning of medeleven valt
in geen kilometers te bespeuren. Ach ja, al wie een deftig
eerbetoon aan de testosteroncinema uit het Reagantijdperk wil
ophangen, moét het natuurlijk op die manier doen, maar toch kregen
wij de indruk – die Mickey Rourke-monoloog vers in ons geheugen –
dat Sly met het vleugje spijt dat hij ook al liet doorschemeren in
het onderschatte ‘Rocky Balboa’ méér had kunnen doen. Zijn nek
begint ondertussen angstwekkende proporties aan te nemen en als de
aders op ’s mans armen ooit in úw bijzijn ontploffen, zeg dan niet
dat we u niet gewaarschuwd hebben. Toch straalt Sly met zijn droeve
hondenblik en scheefhangende mond – goh, intelligentie is niet het
goede woord – maar toch een zekere levenservaring uit. En met Jason
Statham vormt hij een aanstekelijk buddy cop-achtig
duo.
Uiteindelijk is het allemaal gebakken lucht, lopen er in de film
geen noemenswaardige personages rond en doen de gesprekken die de
personages voeren soms pijn aan je oren. En tóch! Toch voelt de
heimwee van de kapotgestreden Sly naar zijn ultieme glorieperiode
en zijn gemiste kansen (van ‘Copland’ zou u moeten weten dat hij
stiekem een uitstekend acteur is) stukken oprechter aan dan de
recente fratsen van ‘The A-Team’ en zorgt de finale geweldorgie nog
in extremis voor wat pompende adrenaline. Geen volbloed
knaller dus, wel een leuke hommage aan het decennium van de
wansmaak.