Drieëndertig jaar geleden stierf hij: The King. Dit jaar zou Elvis Presley 75 jaar zijn geworden, genoeg aanleiding voor een zoveelste rondje reissues, verzamelaars en herdenkingen. Rest de vraag: wat is de relevantie nog van een man die ooit de belichaming van rock-‘n-roll was, maar eindigde als een zwetende papzak in een witte jumpsuit.
Een grimmige wijsheid wil dat je niet je geboorte kunt kiezen, maar wel de manier waarop je sterft. Iets minder pessimistisch kan gesteld worden dat de manier waarop iemand herinnerd wordt voor een deel in eigen handen ligt. Artiesten die het collectieve geheugen waardig willen binnentreden, verhoeden zich dan ook voor een faux pas wanneer Magere Hein hen op de hielen zit.
Het bekendste voorbeeld blijft uiteraard Johnny "The Man In Black" Cash wiens American Recordings-reeks een laatste maal duidelijk maakte hoe relevant de oude (country)zanger was en hoe hij zijn stempel heeft gedrukt op zoveel artiesten. Het waardige einde van Cash veegde ook de spons over de "pijnlijkere passages" van de man, waaronder enkele kerstalbums, een gastoptreden in de detectivereeks Columbo (episode "Swan Song") en een populaire televisieshow ("The Johnny Cash Show").
Elvis Presley was een dergelijke exit niet gegund, al had de in Mississippi geboren en in Memphis opgegroeide zanger dat in belangrijke mate aan zichzelf te danken. Toen hij eind jaren vijftig min of meer bij toeval ontdekt werd, klonk zijn mix van country en blues (beter gekend als rockabilly) nog opvallend verfrissend. Bill Haley had weliswaar al een hit gescoord met "Rock Around The Clock", maar Elvis verhief het genre naar een nieuw niveau. Weinig muziekkenners zullen dan ook ontkennen dat de eerste opnames van Elvis voor het Sun Records label (dat ook Cash uitgaf) niet alleen mee het geluid van de rock-’n-roll bepaald hebben, maar ook met recht en rede in de canon van de rockmuziek ingeschreven staan.
De filmjaren
Elvis was niet zozeer geïnteresseerd in muzikale vernieuwing als wel in succes. Op zich was dat geen probleem, want de eerste nummers die Elvis voor zijn nieuwe label opnam (bijvoorbeeld "Hound Dog" en "Heart Break Hotel"), bevatten nog voldoende vonken om zelfs menig oude schuur in brand te steken. Zelfs toen hij de overstap naar de film maakte (ondanks zijn beperkte acteertalenten en flutscenario’s), wist hij nog enkele stevige songs uit te brengen met als hoogtepunt het pure seks uitademende "Jailhouse Rock". De jaren vijftig waren Elvis dan ook goed gezind. Ondanks zijn geflirt met "foute ballads", genre "Loving You", waarbij de schmaltz-meter net niet in het rood ging, was zijn output (met als hoogtepunten uiteraard de albums Elvis Presley en Elvis) wel degelijk memorabel.
De verplichte legerdienst in 1958 stak geen stokken in de wielen, RCA bracht gewoon onuitgegeven materiaal uit, wat meteen ook de scherpte van de albums verklaarde. Zo bevatten For LP Fans Only en A Date With Elvis (beide uitgebracht in 1959) onder andere nummers uit de Sun-sessie (1954/55) waardoor beide albums de facto een jongere en vitalere Elvis lieten horen dan de in 1958 verschenen (knappe) soundtrack King Creole. Eervol ontslagen uit het leger trad Elvis opnieuw op de voorgrond in 1960 met Elvis Is Back! dat naast de grijsgedraaide ballads "Are You Lonesome Tonight" en "Love Me Tender" ook klassenummers als "It Feels So Right" en "Like A Baby" bevat.
De jaren zestig begonnen veelbelovend voor Elvis. Na het zwakkere, zij het ook amusante G.I. Blues (dat zich voornamelijk weet recht te houden dankzij zijn zangtalent), bracht hij met His Hand In Mine een indrukwekkende gospelplaat uit. Jammer genoeg volgde daarna de ene middelmatige plaat na de andere — voornamelijk soundtracks, want Elvis’ filmcarrière was nu pas echt van start gegaan — die op enkele hits na weinig bijdroegen. In 1968 volgde echter een tweede gospelplaat (How Great Art Thou) waarop Elvis eindelijk nog eens materiaal voorgeschoteld kreeg dat zijn zangtalent recht aandeed. Want hoe weinig memorabel het gros van de albums uit dit decennium ook mag zijn, als zanger groeide hij wel degelijk met elke release.
Het leek wel of de plaat hem uit zijn dogmatische sluimer haalde, want nog datzelfde jaar volgde NBC TV-Special die ook bekend is geworden als The ’68 Comeback Special, een live-opname die na bijna een decennium van films opnemen teruggreep naar de songs die Elvis ooit groot hadden gemaakt. Nauwelijks een jaar later volgde From Elvis In Memphis (met onder andere "In The Ghetto"), white man’s soulzoals alleen de blanke die als een neger zong, had kunnen maken. En zo sloot Elvis de jaren zestig af zoals hij ze begonnen was, alleen was de wereld in tussentijd zodanig veranderd dat het nog maar de vraag was in hoeverre hij die iets te bieden had.
Geboorte van een legende
Back In Memphis uit 1970 bouwde verder op From Elvis In Memphis en dient nauwelijks voor het andere album onder te doen. Ook het volgende studioalbum Elvis Country (I’m A 10,000 Years Old) kende een ongezien elan. Net zoals de gospel- en soulplaten Elvis een tweede adem gaven, bleek ook deze "country"-aanpak een schot in de roos: de 36-jarige Elvis had er duidelijk zin in en klonk als een hongerige wolf. Het zou jammer genoeg een van zijn laatste relevante wapenfeiten worden; op een derde gospelplaat na (He Touched Me) zonk Elvis tijdens de laatste jaren van zijn leven opnieuw weg in het drijfzand van de middelmatigheid. Aan zijn zangtalenten viel nog steeds niet te tornen, maar het songmateriaal was (opnieuw) bedroevend zwak.
Toen Elvis op 16 augustus 1977 op 42-jarige leeftijd stierf, werd een legende geboren. De man die rockabilly een gezicht verleend had en daarna meer missers dan hits (vanuit muzikaal, niet commercieel opzicht) uitgebracht had, zou in de daaropvolgende jaren verguisd en vereerd worden. Het aantal compilaties en live-albums, dat tijdens zijn leven al meer dan indrukwekkend was, rees de pan uit evenals de geruchten rond zijn excentrieke levensstijl en dood in zoverre zelfs dat ze al het andere overschaduwden en de vraag gesteld dient te worden of Elvis wel nog relevant is.
Het meest voor de hand liggende antwoord is "ja", met de kanttekening uiteraard dat hier de jonge Elvis wordt bedoeld, de Elvis die niet in zee ging met Colonel Parker en die niet de ene idiote film na de andere inblikte om te eindigen als een volgevreten, wereldvreemde en een aan pillen verslaafde karikatuur van zichzelf. De Elvis van de Sun Recordings kortom, niet de Elvis uit de films of de glitterjaren (deze die zo vaak door ongetalenteerde bierbuiken geparodieerd wordt). Maar dat is een te simplistisch antwoord, want ook na 1958 wist Elvis nog meermaals het vuur aan de schenen te leggen en songs uit te brengen die veertig à vijftig jaar na dato rillingen over de ruggengraat laten lopen.
Of Elvis net als Johnny Cash onder de vleugels van Rick Rubin opnieuw boven zichzelf zou uitgestegen zijn, is twijfelachtig. Elvis heeft nooit de ruwe authenticiteit van Cash gehad noch eenzelfde niveau weten te behouden (de output van Cash was een pak consistenter) maar Elvis heeft wel nummers opgenomen en platen uitgebracht die mee het aangezicht van de wereld veranderd hebben. Het is een feit dat de ster van Elvis heel kort fel schitterde waarna ze langzaam uitdoofde, maar ze bleef wel degelijk warmte en gloed uitstralen, zoals niet alleen talloze compilaties aantonen maar ook en nog veel duidelijker de verzamelboxen The King of Rock ’n’ Roll: The Complete 50’s Masters, From Nashville to Memphis: The Essential ’60s Masters en Walk A Mile In My Shoes: The Essential 70’s Masters, een totaal van twintig cd’s (goed voor meer dan vijftien uur muziek). Om het in de woorden van Johnny Cash te zeggen: "Ain’t nobody like Elvis. Never was."