De reputatie die Sergio Leone tegen het einde van de jaren
zestig had opgebouwd, was blijkbaar niet voldoende om zijn films te
vrijwaren van bemoeizuchtige studio’s. Enerzijds werd hij behandeld
met de nodige egards: na ‘Once Upon a Time in the West’ kreeg hij
opnieuw een enorm budget (zeker vergeleken met dat van de
‘Dollars’-films) om een nóg megalomaner project in elkaar te
steken, met twee sterren van het moment in de hoofdrollen. Maar
eens de film was ingeblikt, begon de miserie: ‘Giu la Testa’, zoals
de prent in het Italiaans heet, werd van zijn originele lengte van
154 minuten ingekort naar een speelduur van “slechts” twee uur. Wat
verloren ging, waren niet alleen subtiliteiten in het verhaal of
nuances in de karaktertekening, maar ook gewoon verhaalelementen
die nodig waren om het geheel samenhangend te houden. Achteraf werd
er nog een minder gehavende versie van 138 minuten uitgebracht,
maar het was pas met het verschijnen van de dvd dat de volledige
versie eindelijk te zien was buiten Italië. Ook de verwarrende
titeldiarree waaraan de film te lijden had, zal wel hebben
bijgedragen tot de commerciële mislukking die volgde: ‘Duck, You
Sucker’ is (min of meer) de letterlijke vertaling van het
Italiaanse origineel en was de titel die Leone voor ogen had. In
het Italiaans klonk dat misschien goed, maar alle Engelstalige
cast- en crewleden waren het er over eens dat ‘Duck, You Sucker’
een loser was. De marketingafdeling kwam dan ook op de
proppen met de twee alternatieven – ‘A Fistful of Dynamite’, nog
steeds de vaakst gebruikte titel, en ‘Once Upon a Time in the
Revolution’, wat de film duidelijker positioneert als middelstuk in
de ‘Once Upon a Time’-trilogie. Hoe dan ook, al die manoeuvres
zorgden er enkel voor dat het publiek afhaakte. ‘A Fistful of
Dynamite’ was een flop in de VS en blijft nog steeds de minst
gekende film uit Leone’s oeuvre. (En alsof dat allemaal nog niet
erg genoeg was, zou hetzelfde scenario zich herhalen met Leone’s
volgende, ‘Once Upon a Time in America’).
Het verhaal speelt zich af in Mexico, 1913. Juan (Rod Steiger)
is een sympathieke schurk die samen met zijn familie (allemaal
mannen – zijn vader en zijn zoons) rijkelui overvalt om te
overleven. Om hem heen is de Mexicaanse revolutie in volle gang,
maar daar trekt hij zich niets van aan. Dan maakt hij kennis met
John (James Coburn), een IRA-lid op de vlucht, die toevallig een
expert is in explosieven. Juan ziet in John meteen de perfecte
bondgenoot om een droomoverval te plegen op de bank in het stadje
Mesa Verde. Maar wanneer de twee samen op avontuur trekken, raakt
hij al algauw diep betrokken in de revolutie waar hij niets mee te
maken wilde hebben.
Sergio Leone staat niet bekend als een politiek regisseur, wat
de sterke aanwezigheid van politiek in ‘Duck, You Sucker’
behoorlijk verrassend maakte voor het publiek van die tijd. Oké, in
‘The Good, the Bad and the Ugly’ had hij al wel zijdelings
commentaar gegeven op de Amerikaanse burgeroorlog, waarbij beide
partijen even corrupt bleken, maar hier maakte hij van de zin of
onzin van gewapende revolutie het voornaamste thema van z’n film.
Zijn houding is ambigu: enerzijds dwingt hij de kijker om sympathie
op te brengen voor de revolutionairen, door steeds opnieuw het
repressieve geweld van het leger te tonen. In een memorabel
kraanshot zien we hoe honderden burgers in parallel aan elkaar
lopende grachten worden gezet, om vervolgens koelbloedig
neergeknald te worden door soldaten. En aan het begin van de film
toont hij een koets vol rijke burgers, die vrolijk hun fascistoïde
meningen ventileren over de gewone boeren – “weet je wel wie je
vader was, of hoeveel kinderen je zelf hebt?”.
Maar anderzijds gaat Leone ook regelrecht in tegen de
romantische noties van revolutie die de jeugd van 1971 (slechts
drie jaar na mei ’68) had. Een citaat van Mao Zedong aan het begin
van de film kondigt aan dat revolutie geen artistieke of
intellectuele bezigheid is, maar een daad van geweld. En geweld
krijgen we te zien, meestal gericht tegen de revolutionairen. Zoals
Juan het zegt: “Zwijg me van revolutie. Revolutie wil zeggen dat
mensen die kunnen lezen, beslissen dat de mensen die niet kunnen
lezen moeten gaan vechten en sterven.” Hier confronteert Leone de
idealistische generatie die zich op dat moment overal roerde, met
de logische consequenties van hun eigen ideeën.
Leone werkt ook verder aan de uitdieping van zijn personages –
iets dat in de ‘Dollars’-films maar weinig aanwezig was (buiten
misschien Tuco in ‘The Good, the Bad and the Ugly’) en zelfs in
‘Once Upon a Time in the West’ niet echt aan de orde van de dag
was. Hier krijgen we lange, lyrische flashbacks die geleidelijk aan
meer onthullen over het verleden en de motivaties van John, terwijl
Juan een evolutie doormaakt van opportunist en ordinaire dief, naar
politiek en sociaal geëngageerde held van de revolutie. De Man with
no Name en zelfs de meeste personages uit ‘Once Upon a Time in the
West’ waren aan het einde van hun verhaal nog precies dezelfde
mensen als aan het begin. Hier ligt dat anders. (Wat wel hetzelfde
blijft, is de misogynie die Leone’s films vaak ontsierde – Juan
wordt geïntroduceerd als een verkrachter, wat hem daarom niet eens
minder sympathiek maakt. Na de eenmalige uitzondering van Claudia
Cardinale in ’the West’, werden vrouwen hier opnieuw naar hun
gebruikelijke, verwaarloosbare rol verwezen.)
Op het vlak van storytelling kent ‘Duck, You Sucker’
wel behoorlijke tekortkomingen, waarvan de belangrijkste tijdens
het laatste uur naar boven komen. Juan en John blazen samen een
brug op waar het leger overheen wil rijden. Vlak daarna zien we
Juan ontdekken dat zijn hele familie, samen met vele anderen, is
vermoord. En daarna zien we John toekijken terwijl zij geëxecuteerd
worden. Dat is een bizarre constructie, die heel wat vragen
onbeantwoord laat. In het script was dat blijkbaar duidelijker: het
was de bedoeling om te tonen hoe één van de revolutionairen
gevangen werd genomen en gemarteld tot hij de locatie van de
burgers verraadde. Daarna volgde de executie en dan pas de
ontdekking van de lichamen, wat dus wél geklopt zou hebben. Maar
die scènes sneuvelden, en wat overbleef, was een bizarre breuk met
de continuïteit.
Ook de hoofdrolspelers stellen enigszins teleur – James Coburns
Iers accent is maar net een tikkel beter dan dat van Sean Connery
uit ‘The Untouchables’, en Rod Steiger lijkt hier Eli Wallach te
kanaliseren als Juan. Met het verschil dat Eli Wallach zich veel
meer op zijn gemak leek te voelen dan Steiger. Je ziet Steiger
constant ongelooflijk zijn best doen, wat meestal geen goed teken
is.
Niettemin blijft ‘A Fistful of Dynamite’ een interessante film,
met sterke thema’s en uiteraard alweer Leone’s gebruikelijke
visuele flair. De prent wordt altijd tot zijn westerns gerekend,
maar eigenlijk is dat misleidend – dit verhaal speelt zich af vlak
nà het tijdperk van het Wilde Westen, en maakt ook geen gebruik van
de iconische loners die dat Westen doorgaans bevolken. In
tegendeel, de helden hier zijn revolutionairen die zich
voortbewegen op motorfietsen in plaats van paarden, en betrokken
zijn bij het collectief in plaats van enkel op hun eigen belang uit
te zijn. De film is het zwarte schaap onder het werk van Leone en
ja, dat heeft ook wel zijn redenen, maar reken maar dat de meeste
regisseurs er een lichaamsdeel voor over zouden hebben om ook maar
één film van dit niveau te kunnen maken.