Hoewel Rudresh Mahanthappa en Steve Lehman nog steeds geboekstaafd staan als veelbelovende talenten (binnen de jazz blijf je dat zolang je geen veertig bent of dat aantal platen hebt opgenomen), hebben ze reeds bewezen al geruime tijd in de frontlinie van de moderne/creatieve jazz te staan. Nu ze de handen in mekaar slaan wordt nog duidelijker met wat voor virtuozen we te maken hebben.
Beide altsaxofonisten behoren tot de meest bejubelde ‘jonge’ muzikanten. Mahanthappa, die samen met Vijay Iyer een frisse wind liet waaien door jazzland (getuige hun samenwerking op o.a. Raw Materials), is de voorbije jaren steeds prominenter aanwezig, zowel aan de zijde van Iyer (die stilaan op weg is om de meest gelauwerde pianist van zijn generatie te worden), als met zijn Indo-Pak Coalition en andere samenwerkingsverbanden. Vorig jaar zorgde hij ook voor een van de meest gesmaakte concerten op Jazz Middelheim.
Z’n collega is zo mogelijk een nog intrigerender muzikant en componist. Lehman ging in de leer bij onder meer Braxton en Jackie McLean, nam als jonge twintiger al hoogst ongewone albums op, liet zich beïnvloeden door wiskunde en computerwetenschap (!) bij zijn manier van improviseren en componeren en werd in de jaarlijkse Downbeatpoll vier keer op rij uitgeroepen tot de rijzende ster van de altsax. Meer nog dan Mahanthappa heeft Lehman soms de neiging om resoluut de koers van de cerebrale aanpak te kiezen, wat soms leidt tot troebele muziek die een ziel mist, al wordt die cerebrale aanpak hier goed ingetoomd.
Dit blijft echter het soort creatieve jazz dat volle concentratie eist. Zowel Lehman als Mahanthappa staan immers garant voor onalledaagse composities en stijlen. Ze hebben een nerveuze, kronkelige speelstijl gemeen, maar Lehman zoekt veel vaker een meteen herkenbaar nasaal register op, terwijl z’n vijf composities excentrieker lijken dan de vier van Mahanthappa. Maar dat de twee kunnen spelen wordt met elke track bewezen. Daarnaast hebben ze zich omringd met een klasseband, met Liberty Ellman (gitaar), Matt Brewer (bas) en Damion Reid (drums).
Opener “The General” laat meteen een mooi staaltje horen. Eerst twee over elkaar vloeiende saxen, na een minuutje komt de ritmesectie pas op gang, melodieus strompelend, tot Lehman z’n eerste solo aanzet en het kwintet echt vertrokken is. Dit is werkelijk onnavolgbare muziek die jazz overstijgt, met een groove zonder dat er op groovy manier wordt gespeeld, zeer avontuurlijk en dat zonder de luisteraar af te stoten. Het is abstract en kristalhelder tegelijk, complex en toch lichtvoetig, niet in het minst door het drumwerk van Reid, wiens spel regelmatig doet denken aan de al even sterk aan funk-hiphop verwante stijl van Tyshawn Sorey.
Sommige nummers, vooral die van Lehman, met hun moderne titels (“Post-Modern Pharaohs” en “Extensions Of Extensions Of”, het is eens wat anders dan “Autumn Leaves” of “Lover Man”), zijn nerveuzer van aard, anderen volgen een traditionelere weg. Zo begint Mahanthappa’s “SMS” verrassend subtiel en ingetogen, met stelselmatig aanzwellende geluiden, waarbij virtuoos wordt gespeeld met ruimte en dosering en niemand het laken helemaal naar zich toetrekt. Er zijn trouwens meer dan voldoende momenten voor elke muzikant om even uit te blinken. Zo speelt Ellman een sleutelrol in “Circus”, dat hij stuwt naar het terrein van Henry Threadgill & Zooid (waar hij niet toevallig deel van uitmaakt). Brewer zorgt dan weer voor een prachtige bassolo aan het begin van “1010”.
Het album wordt afgerond met een duoperformance van Mahanthappa en Lehman waarin beide muzikanten nog maar eens onderstrepen dat technische virtuositeit en organisch samenspel elkaar niet hoeven uit te sluiten. Dat bewijzen ze met het fenomenale “Rudreshm”, een ode van Lehman aan Mahanthappa die ook al te horen was op zijn album Travail, Transformation And Flow. Dual Identity onderstreept dus niet enkel het waanzinnige talent van deze twee, maar laat eveneens horen waartoe die gebundelde krachten kunnen leiden: een wereld van schier oneindige mogelijkheden.
Het is zeker geen spek voor ieders bek en het album is met z’n drieënzeventig minuten geen swingend tussendoortje, maar er zijn weinig recente albums te vinden die zó sterk beïnvloed zijn door het hier en nu, zo indringend de tijdsgeest uitdragen en laten horen hoe het genre de voorbije jaren niet is blijven stilstaan. Het zou ons dan ook niet verbazen dat binnen enkele decennia verwezen wordt naar dit album als een werk dat in zijn tijd al met één been in de toekomst van de jazz stond. Een indrukwekkende tour de force.