Botanique, Brussel, 8 juni 2010
De Britse zangeres Kate Nash heeft zich op haar nieuwe plaat ‘My
Best Friend Is You’ eens flink laten gaan. De poppy pianoliedjes
hebben plaatsgeruimd voor een sound die meer doet denken aan
sixties meidengroepen als The Ronettes en The Supremes. Daarbovenop
transformeert de anders zo schattige zangeres zichzelf in een
drietal songs redelijk onverwachts en met wisselend succes in een
krolse riot grrrl. Benieuwd wat dat live geeft.
Allereerst willen we wel nog even de aandacht vestigen op
Sister Lovers, het drietal dat mocht openen voor
de zangeres. De groep komt uit Ierland, waar ook de roots van Kate
Nash ligt. Er is wel enige gelijkenis vast te stellen met hun
landgenoten van Ash, maar de grootste invloed van Sister Lovers
ligt er nog een stuk dikker bovenop: alles wat de band laat horen –
inclusief de charmante valse noten – ademt Pavement. Niet dat we
ons daar aan hebben gestoord. Nog niet alle nummers staan evenzeer
op punt, maar de algemene indruk die Sister Lovers hebben
achtergelaten, is niet van de minste. Hun onstuimige indierock, die
vooral gebaseerd is op de lichtvoetige zangstijl van Michael Slowey
en het uitstekende drumwerk van Cathal Brady, sloeg meteen in als
een bom en bleef gedurende hun hele set boeien. Helaas werd die
veel te vroeg naar onze zin afgesloten met het adembenemende
‘Through The Red Door’. De Ieren, die in grote getale aanwezig
waren, lieten hun appreciatie met veel luidruchtigheid blijken. De
Belgen bleven traditioneel een stuk rustiger, maar hadden ook
zichtbaar genoten van de veelbelovende groep.
Na het optreden hadden we meer zin om ons pas verworven ep’tje van
Sister Lovers keer op keer te beluisteren dan om Kate
Nash nog eens in de cd-speler te schuiven. Dat had niet
alleen te maken met de hoge kwaliteit die de Ieren ons geleverd
hadden, maar ook met de wisselvalligheid die Kate Nash
tentoonspreidde. De in Londen woonachtige Britse mistte haar start
nochtans niet. ‘Paris’ en de catchy single ‘Do Wah Doo’ waren
ontwapenend genoeg om de sfeer meteen goed te krijgen. Ook het oude
nummer ‘Mouthwash’ bleek zijn pluimen nog niet verloren te
hebben.
Daarna begon de set meer weg te hebben van het Belgische weer: nu
eens zonnige tot zelfs tropische momenten, om eensklaps weer in een
druilerige impasse te vervallen. Tot de goede fases rekenen we
‘Don’t You Want To Share The Guilt?’ (prachtige opbouw, en een
uitstekend moment voor spraakwaterval Kate Nash om zich volledig
uit te leven), het ontroerende liefdesliedje ‘I Hate Seagulls’,
‘I’ve Got A Secret’ (een van de ‘hardere’ nummers, en bovendien een
song die live een stuk beter overkwam dan op plaat), ‘I Just Love
You More’ (met een schitterende gitaarlijn en opvallend sexy zang
van Kate) en vooral het aanstekelijke ‘Later On’. Onder de zwakke
momenten scharen we dan weer het afschuwelijk lang aanslepende
‘Mansion Song’ (daar werkt de trashy aanpak dus níet), ‘Model
Behaviour’ en verrassend genoeg ook ‘Foundations’, dat veel van
zijn glans verloor in een fletse uitvoering. In de bisronde werd
‘Pumpkin Soup’ met succes getuned tot een popnummer met een rockend
randje, terwijl ‘You Were So Far Away’ opnieuw op een
teleurstelling uitdraaide.
We gaan niet beweren dat we geen fijne avond beleefd hebben in het
gezelschap van Kate Nash. Iets meer dan de helft van de tijd
bezorgde de Britse zangeres ons immers een leuke popshow. Die was
spijtig genoeg niet adembenemend, legendarisch of buitengewoon
genoeg om ons de toch wel talrijke mindere momenten door de vingers
te doen zien.