In de jaren negentig van de vorige eeuw verdwenen de tussenschotten tussen de verschillende muziekgenres langzaam maar zeker. Bestond er voorheen een scheidingslijn tussen rock, punk en metal, dan maakten bands als Tool, Rage Against The Machine, Nirvana en Faith No More duidelijk dat een mixtuur van invloeden de nieuwe norm geworden was.
In het kielzog van deze bands en de zogenaamde post-grunge-era, debuteerde Deftones in 1995 met Adrenaline op Madonna’s (!) label Maverick. Het album had enerzijds zijn wortels in metal maar refereerde net zo goed naar hiphop als naar new wave en (Britse) rockbands als The Cure en The Smiths. Zanger Chino Moreno liet zelfs meermaals vallen dat hij qua zangstijl eerder geïnspireerd werd door onder meer PJ Harvey en Robert Smith (The Cure), wat resulteerde in hoge, krijsende uithalen die gecombineerd werden met (pseudo-)rap en metalgeschreeuw.
De nog onvoldragen mix van stijlen en feminis-memachismodualiteit werd verder uitgediept in Around The Fur en voorlopig afgewerkt in White Pony, waar de band voor de eerste maal echt durfde te experimenteren met electro en dromerige songs. Het album was een commercieel en artistiek succes, maar was ook het gevolg van spanningen binnen de band en onenigheid over de marsrichting die ingeslagen diende te worden: verder bouwen op de succesformule of nieuwe horizonten verkennen?
Het teleurstellende antwoord volgde met Deftones in 2003, een plaat die nergens de groeilijn van de eerste drie albums volgde. Na het meer experimentele en gesmaakte White Pony was het zelfs enkele grote stappen terug. Die misstap werd in 2006 enigszins rechtgezet met het stevige Saturday Night Wrist. Met Eros beloofde de band terug te keren naar het tijdperk van White Pony, maar helaas raakte bassist Cheng Chi korte tijd na de opnames betrokken in een ernstig ongeval die hem in een semicomateuze toestand achterliet. Met interim-bassist Sergio Vega (ex-Quicksand) trok Deftones op tour.
Ondertussen werd Eros voor onbepaalde tijd op de planken gelegd ten voordele van Diamond Eyes, dat de trend van het laatste album verder zet. Vernieuwend of anders klinkt de plaat nergens. Bij de eerste nummers rijst zelfs het gevoel dat de band net als op Deftones in herhaling valt en nergens de spankracht van de eerste albums haalt. "Beauty School" brengt net als de titeltrack, " Royal", "CMD-CTRL" en "You’ve Seen The Butcher" meer van hetzelfde, maar klinkt ook als het kantelpunt. De song weet qua dynamiek aansluiting te vinden bij het oudere werk door te kiezen voor een juiste mix van hard en zacht, metal en wave. De etherische metaltrack vormt de ideale binnenkopper voor het scheurende en tegendraadse "Prince" dat Moreno’s vocale verscheidenheid in het voetlicht plaatst. Ook het met hardcoremetal geïnjecteerde "Rocket Skates" weet te begeesteren, het nummer geeft de band opnieuw het elan van hongerige jonge honden, evenals het dromerige en ingetogen "Sextape", een song die teruggrijpt naar het White Ponytijdperk.
"Risk" vormt een treffende aanvulling op het nummer door voor eenzelfde sfeer te kiezen maar tezelfdertijd een ander, muzikaal harder pad in te slaan. "976-EVIL" kiest voor een mid-tempo dat de verschillende Deftonesingrediënten samenbrengt maar toch niet over de hele lijn overtuigt, ten dele omdat het geprangd zit tussen het voormelde "Risk" en het knappe "This Place Is Death" dat new wavemelancholie door de metalmangel haalt en Moreno naar nieuwe zanghoogtes stuwt.
Zes albums en een hoop genrebenamingen later klinkt Deftones nog steeds uniek genoeg om op eigen merites beoordeeld te worden. De belofte die White Pony inhield, wordt weliswaar ook op Diamond Eyes niet bestendigd (wanneer verschijnt Eros?) maar net zo min volledig verkwanseld. De heavy rock van Deftones blijft door zijn unieke mix van hard en zacht/mannelijk en vrouwelijk intrigerend genoeg om nieuwe albums te rechtvaardigen.
Deftones speelt op 15 juni in de AB.