Na een handvol zoethoudertjes die het ongeduldige wachten amper verzachtten in de vorm van een ep, een remixplaat, een verzamelaar en een live-album, komt Anders Trentemøller eindelijk met een nieuw album aanzetten. Into The Great White Yonder is een plaat die veel vertelt, maar in alle opwinding al eens de focus verliest.
The Last Resort, Trentemøllers vorige plaat, was een schot in de roos. Het album vond aansluiting bij de stoet enigmatische elektronicagroepen uit het noorden — denk ook aan Röyksopp, Lindstrøm en The Knife — en wist zich te onderscheiden door zijn kille maar doeltreffende geluid. Die markt raakte echter snel gesatureerd, The Knife zocht zijn heil in arty farty opera, en Lindstrøm trok onlangs nog de kaart van de platte disco. Ook Trentemøller slaat nu een nieuwe weg in. Op Harbour Boat Trips, een compilatie die hij vorig jaar uitbracht met nummers van onder meer A Place To Bury Strangers en Gravenhurst, kwam zijn liefde voor (post)rock al naar voren. Op Into The Great White Yonder zet de Deen nog een stap verder weg van de elektronica en verzoent hij zich met het gezwollen geluid van de spaghettiwesterns.
Het album poogt de sprookjes van Hans Christian Andersen aan de Griekse tragedies te paren en neemt hierdoor vaak vrij epische proporties aan. “Past The Beginning Of The End” begint nog met een rustige folkriedel, die al snel opgejaagd wordt door een meanderende Morriconegitaar en intense percussie. Van dan af aan gaat het van crescendo naar crescendo, alsof het doodgevroren meisje met de zwavelstokjes herrijst te midden van de Peloponnesische oorlog. “Häxan” vertelt dan weer het verhaal van de queeste van koning Menelaüs nadat Duimelijntje onder zijn duiven schoot. Grillige elektronica, spookachtige belletjes en dreigende windsamples vergezellen de gebeten Spartaan op zijn tocht.
Volgt u nog? We zitten pas halfweg de plaat en wij krijgen het al moeilijk. Ietwat verderop verslikt de Deen zich helemaal in een sneetje smørrebrød met tabasco. “Silver Surfer, Ghost Rider Go!!!” gaat alle kanten uit, koppelt grommende gitaren aan dubstep en drum ‘n’ bass en beoogt een clash of civilizations waarbij zelfs de botsende beschavingen van Samuel Huntington verbleken. Helaas valt de versmelting te ambitieus uit, ontbreekt ze aan cohesie en slaat Trentemøllers durf en lef op dit soort momenten over in hybris, ofte overmoed.
En zo balanceert Into The Great White Yonder voortdurend tussen drama en onrust, tussen kitsch en loyaliteit, weliswaar op een moeizame manier. Het is geen plaat die makkelijk wegluistert en zelfs de verhoogde inbreng van vocalen verandert daar niets aan. Nadat het slotnummer visioenen oproept van maagdelijke Deense deernes die aan Zeus geofferd worden, blijft iedereen verweesd achter.
Een enge visie kan je Trentemøller alvast niet verwijten. Nooit eerder begaf de dappere Deen zich zo ver weg van de clubmuziek die hem groot maakte. Into The Great White Yonder is zijn eigen doos van Pandora waar hij eindeloos ideeën uit put. Vaak spannende ideeën, maar eveneens te onbegrijpelijke, waardoor het album te stroef en te onsamenhangend klinkt en Trentemøller zichzelf net iets te vaak vastrijdt in al zijn overmoedigheid.