Het voorbije decennium is muziek een vrij goed geworden. De
explosie van de massa muziek die op luisteraar af komt heeft voor
grote veranderingen gezorgd in het luistergedrag van
muziekliefhebbers. Grotendeels veroorzaakt door de digitale
uitwisseling van mp3’s kan zo goed als iedereen met een paar
klikken van de muis een volledig album, zelfs de volledige
discografie van een artiest (al dan niet legaal) in huis halen. Hoe
je het ook draait of keert, het muzieklandschap heeft hierdoor een
grondige verandering doorgemaakt op verschillende niveaus. Zowel op
het niveau van de artiest, als dat van de platenfirma’s en de
distributie, als op het niveau van de muziekjournalistiek, als op
het niveau van de consument zijn de kaarten stevig door elkaar
geschud.
Platenfirma’s weigeren koppig hun zakenmodel aan te
passen en verkopen minder platen, terwijl ze met het mes tussen de
tanden van leer trekken tegen het illegaal downloaden.
Muziekwinkels waar het aanbod groot en verscheiden was, zoals
Bilbo, sluiten de deuren, zelfs na een hervorming (Gent) om beter
aan te leunen bij de grootste gemene deler. Grote retailers genre
Mediemarkt of Saturn verkopen cd’s aan dumpingprijzen als
lokmiddel.
Maar ook de geschreven muziekpers past zich aan, terwijl online
muziekmagazines (zoals deze) en blogs die denken beter te kunnen,
als paddenstoelen uit de grond rijzen. De democratisering van de
muzikale wereld heeft ervoor gezorgd dat iedereen muzikaal talent
kan ontdekken, dat iedereen een verdeler is, en dat iedereen een
muziekcriticus geworden is. Er komt steeds meer muziek op ons af,
en al die muziek moet besproken worden. Vakbladen en online
webzines moeten er een mening over hebben, anders lopen ze
het gevaar niet mee te zijn. En er is natuurlijk niets
erger dan niet mee te zijn, niet?
De dominantie van Humo en Stubru
Vorige jaar hadden we in de recensie over
de plaat van Jasper Erkens al even
aangehaald dat het alternatief muzikaal landschap in Vlaanderen
voornamelijk gedomineerd wordt door twee belangrijke spelers: Humo
en Studio Brussel. Aan de ene kant is dat best wel logisch, beiden
hebben in de muziekjournalistiek reeds hun strepen verdiend. Zowel
bij het ontdekken, lanceren, als bespreken van bands en albums. En
dus is het ook logisch dat zij op krediet kunnen rekenen bij het
grote publiek. “Met een goedkeuringsstempel van de twee
bovenvermeldde mediabronnen ben je in Vlaanderen dus meteen
gelanceerd: andere radiostations volgen, de clips komen op tv, de
sofa van de talkshows lonken en in de zomer wacht een overvolle
festivalkalender. Dat wordt allemaal haast kritiekloos aanvaard.
Het lijkt bijna alsof niemand echt luistert naar de muziek en ze
durft te bekritiseren, ze durft naar waarde te schatten, of toch
minstens kan kaderen.”
Is die kritiekloze houding echter wel zo normaal? En
leveren Humo en Studio Brussel wel nog kwalitatief sterke
journalistiek? Beiden lijken zich ten nadele van de kwaliteit
aangepast te hebben aan het nieuwe muzikale landschap, aan het
groeiende consumentisme in de muziek, aan de steeds groter wordende
massa nieuwe jonge bands, en aan de steeds sneller voorbijtrekkende
hypes. Bij beide grote spelers lijkt de vervlakking steeds verder
toe te nemen. Bij Studio Brussel is er een opvallend terugkerend
patroon waarbij men enkele bands tot uitverkorenen aanduidt en deze
dan tot de nieuwe rockgoden uitroept (zie recent Kings of Leon,
Jasper Erkens, Milow,…). Vaak leidt dat tot een lawine van lof
vanwege de ‘fans’, programmatie op allerhande festivals en
optredens in allerhande tv-shows. Zodoende wordt Stubru’s status
als grote invloed binnen de business staande gehouden. Ook bij Humo
heeft men bij de review-sectie kwaliteit ingeruild voor kwantiteit.
In de loop der jaren zijn de reviews steeds groter geworden in
getale, maar ook steeds korter qua inhoud en zwakker qua kwaliteit.
Humo is vast en zeker geen alleenstaand geval; zowel in de
geschreven pers (zoals vb. ook de Morgen, toch dé cultuurkrant bij
uitstek) als bij de webzines zijn er voorbeelden genoeg te
vinden.
De recensie vandaag
Het muzieklandschap is onmiskenbaar veranderd door
de explosie van de hoeveelheid muziek die tegenwoordig de wereld
ingestuurd wordt. En logischerwijs heeft dat ook zijn invloed op de
manier waarop muziek benaderd en besproken wordt. Er lijken de dag
van vandaag twee belangrijke valkuilen te bestaan wanneer het gaat
om muziekrecensies. Ten eerste lijkt de consument niet langer op
zoek te gaan naar grondige, diepgravende recensies. Maar de
belangrijkste is misschien wel dat de functie van de recensie niet
meer dezelfde is als tien à vijftien jaar geleden.
Een vriend zei me onlangs: “Eigenlijk zijn er veel te veel reviews,
en heel veel van die reviews zijn simpelweg veel te lang. Ruim drie
kwart ervan zou men gewoon moeten inkorten tot een aanbeveling:
Welk soort muziek is het, welke invloeden kan je erin herkennen, en
is het uiteindelijk een goeie plaat geworden, te schrijven in
telegramstijl met kernwoorden, en uit te drukken in een score. En
als dat alles me aanspreekt, dan download ik die wel en luister er
ik er eens naar om te zien wat ik er van vind.”
Er van uit gaande dat je die uitspraak kan extrapoleren tot een
groot deel van de bevolking (wat niet bij het haar getrokken zou
zijn) lijkt het erop dat die bevolking nu iets totaal verschillends
vraagt vergelijken met pakweg tien jaar geleden. Ook de grootste
speler in de klassieke geschreven muziekpers, Humo, lijkt me gelijk
te geven met de hervorming van hun recensies: steeds korter, steeds
meer vervlakkend, en steeds makkelijker te reduceren tot het gewoon
bekijken van de gegeven score. Mensen hebben vaak niet meer de tijd
om uit een onbegrensd aantal nieuwe bands of albums zelf een
schifting te maken. En dus bestaat de taak van muziekjournalistiek
er vooral in die schifting voor te schotelen. Er moet voorgekauwd
worden. De consument doet de rest. En waarom zou de
muziekjournalist hier niet aan tegemoetkomen? Aan de lezer geven
wat die wil zorgt voor meer exposure en voor makkelijk verteerbare
artikels. Bovendien is het makkelijker om mee te zijn. Het
betekent nogal wat om als muziekblad geen belangrijke release over
het hoofd te zien. Dit betekent echter dat publicaties van
besprekingen van albums en masse moeten gepubliceerd
worden, wat ongetwijfeld ten koste gaat van de kwaliteit en de
inhoud van die besprekingen.
De achterhaalde recensie
Dit is natuurlijk wanneer men ervan uitgaat dat de
consument het album tegen de tijd dat de recensie gepubliceerd
wordt zelf nog niet gehoord heeft. Meteen ook het tweede grote
probleem waar de hedendaagse muziekjournalistiek mee geconfronteerd
wordt. Het is namelijk duidelijk dat recensenten het klassieke
proces van yesteryear doorbroken zien: promo toegestuurd
krijgen, tijd om een review te schrijven voor de release,
publicatie op (of rond) de dag van de release, waarna de consument
vaak op basis daarvan besliste de plaat te kopen of niet. Dat
proces bestaat gewoon niet meer. Er worden nog altijd promo’s
verstuurd, maar die vervullen niet meer zo’n belangrijke rol als
vroeger. Leaks hebben die belangrijke rol van de promo’s doorbroken
maar zorgen er ook voor dat de recensent niet meer de eerste of
enige is die een album in pre-release te horen krijgt. Leaks zorgen
er ook voor dat tegen het moment dat een recensent zijn review ziet
verschijnen de algemene consensus rond een plaat vaak reeds bereikt
is, en dat de recensie dus heel vaak zijn doel voorbij schiet. De
consument heeft de plaat namelijk al lang zelf gehoord en heeft al
lang zelf beslist of hij de plaat al dan niet aankoopt, of de
digitale versie gewoon de prullenbak in gooit. De review dient in
vele gevallen enkel nog om een reeds gevormde mening te verifiëren
of toch nog te veranderen indien de populaire media fan blijken
(het gekende Pitchfork-effect).
Het beeld en de functie van de klassieke review staat in het
huidige muzieklandschap dus heel erg onder druk. De romanticus
(diep) in mij zegt dat de taak van de recensent erin bestaat om op
een intelligente manier, in pseudo-objectieve termen, uit te leggen
waarom hij of zij een album al dan niet goed vindt. Maar
aan de andere kant wil ik ook voelen dat de recensent een band
heeft opgebouwd met het album. De recensent moet het album
absorberen, misschien er zelfs een vriendschap mee sluiten, in
plaats van het in te slikken en uit te spuwen. Het is voor een
recensent mijns inziens niet genoeg om een album enkele keren op te
leggen, net genoeg om het belang van de release in te schatten, om
invloeden vast te stellen en om vergelijkingen te maken, om te
stellen of het al dan niet catchy is, en om er dan een snelle
bespreking over te schrijven zodat de oppervlakkige observaties aan
de massa kunnen meegedeeld worden. Albums worden al te vaak beloond
met een goeie review en een goeie score, om dan in een hoek gedumpt
te worden en nooit meer opgevist te worden, wat er op zich voor
zorgt dat de ganse review schijnbaar tot een leugen herleid
wordt.
Het consumentisme van de muziekjournalistiek
Maar is de functie van de klassieke review in deze
tijd wel nog haalbaar of wenselijk? Tien jaar geleden kochten
mensen bij wijze van spreken één maal per week een album op basis
van reviews die ze lazen in de toonaangevende muziekbladen. Er
moesten keuzes gemaakt worden want het budget was niet onbeperkt.
En om die keuzes te maken, deed men vaak beroep op mensen van wie
men aanvaardde dat ze een autoriteit waren op vlak van muziek: de
recensenten. De taak van die recensent was dus een kwalitatief
sterke, diepgravende review afleveren waarbij het uiteindelijke
effect was dat hij de lezer zo ver kreeg dat die op basis van zijn
argumentatie een album aanschaftte. Nu het verkrijgen van muziek
erg laagdrempelig is geworden, downloaden mensen vaak 5 à 10 albums
per dag, luisteren er enkele keren naar en vormen ze een snelle
mening, terwijl al overschakelend naar een volgende prooi. De
klassieke recensent zag hierdoor zijn belang fel afgezwakt
worden.
Men kan ook vaststellen dat muziek in vele gevallen een product en
een statussymbool geworden is. Het is een consumptiegoed geworden.
Enfin, who are we kidding, dat was het misschien altijd al
een beetje. Tegenwoordig lijkt het echter even belangrijk naar iets
geluisterd en er een mening over gevormd te hebben, dan de
effectieve activiteit om naar muziek te luisteren. De vraag die
gesteld wordt is dus niet langer welke albums het waard zijn om te
beluisteren, te ontdekken, te koesteren. Het lijkt belangrijker
aan muziek men op de harde schijf of op de iPod heeft
staan dan dat men die muziek ook beluistert. Het is het soort
oppervlakkigheid waar ook de muziekjournalistiek hinder van
ondervindt. Want die verandering in mentaliteit is ook merkbaar
wanneer men er de albumrecensies op na slaat. Kortzichtigheid en
gemakzucht zijn schering en inslag. De geloofwaardigheid
en muzikale bagage zijn bijzaak geworden voor een recensent. Ik
citeer uit een recensie van Humo over de The Finally LP van Mark
Kozelek: ‘Mark Kozelek, die kenden we nérgens van’,
daarbij neusoptrekkend voorbijgaand aan een lange en succesvolle
carrière als frontman van de Red House Painters of onder het
pseudoniem Sun Kil Moon. Dat niet iedereen alles kan kennen, tot
daaraan toe, maar in een review zou toch een minimum aan research
mogen kruipen. Plagiaat en letterlijk vertalen uit anderstalige
albumrecensies zijn absoluut geen uitzondering meer (vooral op
internetblogs). Enkel en alleen om zoveel mogelijk te kunnen
bespreken, om overal een mening over hebben, om mee te
zijn. Het is het soort consumentisme waar muziekjournalistiek geen
deel van zou mogen uitmaken.
Terug naar de essentie
Als de muziekjournalistiek aan zijn vroegere rol als
gatekeeper wil blijven vasthouden, is ze op de lange termijn ten
dode opgeschreven. Door de intrede van de leaks krijgen de
recensenten niet meer de kans om rustig een plaat te leren kennen,
een review voor te bereiden, te schrijven en te herschrijven, en er
een waardeoordeel over te vellen. Daar krijgen ze de tijd niet meer
voor. De enige manier om aan die rol vast te houden is inderdaad om
te vervlakken, om de inhoud steeds verder te verdunnen tot de
toevloed aan muziek weer verteerbaar wordt. Maar is dat ook
aanvaardbaar? Bovendien is tegen het moment dat de review
verschijnt de plaat in vele gevallen al yesterday’s news.
Er moet dus iets veranderen.
Het beeld van de klassieke review kan wél gehandhaafd blijven als
ze gezien wordt als een alleenstaande stijloefening, als een
oefening in inzicht verschaffen en in het argumenteren, waarbij
muziek het onderwerp naar keuze is. Op een semi-objectieve wijze,
maar wel met liefde en zin voor kritiek voor de muziek die
besproken wordt. Er moet niet per se afgestapt worden van het beeld
dat muziekjournalistiek de muziek bij de mensen moet brengen. Men
moet ook niet willens nillens af van het willen ontdekken en
lanceren van nieuwe, onontdekte groepen, alhoewel alle niches al
voldoende gevuld zijn om daar verslag van uit te brengen. Men moet
wel af van het mee willen zijn met alles en iedereen die
een scheet laat in de muziekbusiness. Uiteraard is het als
muziekmagazine belangrijk om een bepaald ‘portfolio’ te kunnen
presenteren aan het publiek, maar dat mag niet ten koste gaan van
de kwaliteit en diepgang van de review. Het wordt dus tijd dat de
muziekjournalistiek haar essentie terug vindt. Liever vandaag dan
morgen.
En precies daar kunnen online webmagazines een belangrijke rol
spelen. Ze zijn onafhankelijk en hangen niet af van
verkoopscijfers. Ze hebben ook in veel mindere mate last van
deadlines. Ze hebben dus de onbegrensde ruimte (veel meer nog dan
onafhankelijke geschreven muziekbladen) om te experimenteren, om
diepgravende recensies te schrijven. Ze hebben de vrijheid om tegen
de platte consumptie van muziekjournalistiek in te gaan. Ook al
zijn blogs en webzines vaak randfenomenen (behalve grote spelers à
la Pitchfork) of nichespelers, toch kunnen zij de katalysator zijn
van een focus op meer kwalitatieve reviews. Vaak gaat het om
enthousiastelingen die schrijven over muziek waar ze van houden en
dat merk je ook in de sterkte en diepgang van de review. Dan is het
natuurlijk nog oppassen voor fanboyisme, maar uit eigen ervaring
blijkt dat mensen die schrijven voor een webmagazine over het
algemeen eerder kritisch ingesteld zijn, ook voor de eigen
voorkeuren. Webzines als enola, Goddeau, DaMusic, Soundslike en
Cutting Edge in Vlaanderen, of Pitchfork en Cokemachineglow in het
buitenland bewijzen op dagelijkse basis dat er wel degelijk een
markt bestaat voor kwalitatieve reviews, ook al gaat het dan vaak
over niches. Het betreft mensen die weten waarover ze schrijven en
die kunnen beargumenteren waarom ze iets schrijven, met de nodige
zin voor kritiek. Dat dit overslaat op de grotere muziekpers als
Humo of Studio Brussel kan men enkel hopen. Het zou een stap
vooruit betekenen als recensenten opnieuw proberen hun lezers iets
bij te brengen, te verleiden, misschien zelfs te betoveren. Want
daar zou het uiteindelijk toch allemaal om moeten gaan in de
muziekjournalistiek? Ik ben het beu om een plaat te zien samengevat
worden in holle, nietszeggende slogans, terwijl er voor de
35e keer een album wordt uitgeroepen tot het album van
het jaar. Kwaliteit graag, en snel een beetje!