Programmator Wim Wabbes liet het al vallen in zijn introductie: het concertseizoen loopt stilaan op z’n einde. Je zou haast gaan denken dat de voorbije maanden hun tol geëist hebben, want slechts een handvol hardnekkigen was opgedaagd voor een avondje avontuur dat veel meer aandacht verdiende.
All-round drummer Teun Verbruggen, organisator van deze ‘RAT Event’, trad zelf aan in het eerste project van de avond. Bij Chaos Of The Haunted Spire probeert hij met saxofonist Andrew Claes (van o.m. Brazzaville en Hamster Axis Of The One-Click Panther) een huwelijk te sluiten tussen jazz en elektronica, wat even intrigerende als gemengde resultaten opleverde. De combinatie van die twee werelden is niet nieuw: ook buitenlandse kanonnen als Mats Gustafsson en Steve Lehman hebben het op hun manier al toegepast. Het was wel vrij verrassend hoe dominant die elektronica hier soms werd. Zowel Claes als Verbruggen hadden een laptop meegebracht, terwijl die eerste ook gebruik maakte van een hele batterij knopjes en effectpedalen om geluiden te stapelen en manipuleren.
Het leidde tot groteske vervormingen en soms onverwacht brute noisegolven, die soms voor zich mochten spreken en dan weer aanleiding gaven om erop verder te bouwen. Vooral dan wanneer de twee met elkaar in duel gingen, al dan niet gesteund door kolossaal geronk, leverde dat soms bevlogen resultaten op. Net zo vaak ging er echter zo veel aandacht naar het experimenteren dat de flow van het optreden eronder te lijden had. Op en top live muziek, dat wel, al kregen we de indruk dat het vooral een performance was van verkennen en uitproberen. Er zit zeker potentieel in Chaos Of The Haunted Spire, maar een strengere zelfcontrole dringt zich op. De visuals die het concert ondersteunden, waren dan weer indrukwekkend en blijven hopelijk behouden.
Little Women zorgde onlangs met Throat voor een van de meest unieke recente platen uit het braakland tussen jazz, noise en rock. De groep, waarvan Darius Jones doorgaans het boegbeeld is, is eigenlijk veel meer dan een frontman die geruggensteund wordt door drie kompanen. Als na dit optreden iets duidelijk geworden was, dan is het wel dat Little Women een pure band is. Niet alleen omdat geen enkele muzikant het laken naar zich toetrok of uitdeelde (al was tenorsaxofonist Travis Laplante degene die enkele keren de signalen gaf), maar ook omdat Throat, dat in z’n geheel en sequentieel gespeeld werd, duidelijk het product is van een groepsvisie.
Ook werd nu pas duidelijk hoe zorgvuldig en strak die zevendelige suite in elkaar gestoken werd. Heeft het op plaat bij eerste beluisteringen nog iets van een aaneenschakeling van schijnbaar gelijkaardige, maar niet noodzakelijk verwante, of logisch uit elkaar voortvloeiende stukken, dan werd nu onderstreept dat het album uit elkaar halen of in een andere volgorde steken geen optie is. En strak dat het zat! Terwijl de saxsalvo’s op het album worden afgevuurd met de resolute doelgerichtheid van precisiebombardementen lijkt het vaak alsof drummer Jason Nazary en gitarist Andrew Smiley maar wat lopen de rotzooien op hun respectievelijke instrumenten. Niets is minder waar, want ook zij zijn schakels in een totaaldrift die met een imposante efficiëntie werd uitgevoerd.
Mooi om te zien hoe Laplante en Jones werden opgesteld: oog in oog, alsof ze elkaars aanwezigheid steeds in het oog dienden te houden, alsof ze met gewette messen nog een paar rekeningen te vereffenen hadden. Mooi ook om te zien hoe Nazary, met een gezicht dat geen enkele emotie verraadde, het geheel een enorme drive wist te geven. En dan was er nog Smiley, die zo opging in z’n spel en zo kromme noten uit z’n gitaar zat te schudden en te persen en te trekken, dat je dacht dat die bekkentrekkerij hem nog fataal ging worden. Hij slingerde en wiegde erop los als een spastische slangenmens, soms op de voorgrond, in de clinch met Nazary als een eerstejaarsstudent, maar net zo vaak ondersteunend, wanneer Laplante en Jones resoluut de kaart van het geweld trokken zoals in het eerste, derde en zesde deel.
Het absolute hoogtepunt was, net als op plaat, het gerekte scharnierstuk (IV), dat grotendeels verantwoordelijk was voor de melodieuze invulling van het optreden. Want Little Women is meer dan een stel lawaaierige avant-gardisten die ten oorlog trekken. Darius Jones liet z’n alt (het leek wel een speelgoedinstrumentje in zijn handen) janken met een lyrische inslag die we kennen van zijn Man’ish Boy (2009), en het was ronduit ontroerend om te horen hoe Smiley even later rond het thema wist te spelen en de finale van het deel voorbereidde. Misschien wat onverwacht rondde de band ook af met het vocale zevende deel, met de blazers die op hun knieën, kreunend en huilend, kabaal maakten in hun instrumenten waarvan de mondstukken verwijderd waren. Alles wat gezegd moest worden, was gezegd en het publiek bleef verbluft en aarzelend klappend achter. Je zou zo veel meer willen horen, maar wist dat dit statement volstond.
Little Women zal nooit de massa aanspreken of zelfs uit z’n marginale positie geraken, daarvoor is de muziek te hard, schizofreen en onvoorspelbaar. Wat de vier mannen echter lieten horen, is dat er achter die dodelijke trefzekerheid ook een enorme emotionele gedrevenheid schuilt, die zich net zo vaak uit in meeslepende momenten vol schoonheid die zich vaak openbaart in een fractie van een seconde of een voorbijgaande beweging. We hebben Throat vanmorgen nog eens opgelegd en de plaat lijkt nog aan veelzijdigheid, integriteit en diepgang gewonnen te hebben. Wat een band, wat een plaat, wat een optreden.