Britpop. Halverwege de jaren ’90 moeten we dat ergens situeren. Blur, Suede, Pulp, die groepen. Met invloeden als The Smiths en The Jam. Maar sinds het begin van het nieuwe millenium is het genre behoorlijk dood, of zo leiden wij af uit de britpoptijdlijn op het betrouwbare Wikipedia. Waarom, vragen wij ons dus af, komt uitgerekend een zwarte medemens uit New York anno 2010 met onversneden britpop aanzetten?
Lightspeed Champion is de artiestennaam van Devonté Hynes, een man die twintig jaar te laat en een paar duizend kilometer te ver westwaarts geboren is. Op zijn debuut, Falling Of The Lavender Bridge, probeerde Hynes nog verschillende stijlen uit, met zeer wisselend succes, op zijn tweede trekt hij één duidelijke kaart: die van de singer-songwriter die enig drama niet schuwt. Denk Rufus Wainwright en probeer hem ook weer te vergeten. Denk Morrissey en probeer Lightspeed Champion toch nog eventjes een eerlijke kans te geven.
Want er wordt aanstekelijk uit de startblokken geschoten op Life Is Sweet!. “Dead Head Blues” is aanvankelijk een klaaglijke ballad die naar het einde toe uitmondt in een bredere stroom van overstuurde gitaren die het nummer uiteindelijk naar hoge toppen doen scheren — Different Class van Pulp is qua sound ook nooit veraf in de up-tempo nummers op deze plaat.
Aansluitend volgt meteen hét (enige) prijsbeest van Life Is Sweet!. “Marlene” heet dat beest en de Marlene in kwestie is niemand anders dan Marlene Dietrich, één van de meest markante actrices van de voorbije eeuw. Hynes krijgt er duidelijk ook een inspiratieboost van, want “Marlene” is met zijn stampende ritme, zijn frivole viooltjes en dito belletjes een swingende tiet van een “britpopsong” — dit had iets van The Divine Comedy kunnen zijn — met een kop, een midden en een staart zoals Lightspeed Champion zijn songs wel vaker van deze drie elementen zou mogen voorzien.
Want kijk: Lightspeed Champion heeft alles om een one hit wonder te zijn. “Marlene” is als die ene hit die Hynes voor eventjes prominent op de kaart zou kunnen zetten, maar in de coulissen (ergo: op deze plaat) staan er geen echte opvolgers klaar om de bal aan het rollen te houden. Wel, het hitgevoelige “Faculty Of Tears” kan die bal eventueel ook nog wel een duwtje in de juiste richting geven, een eer die eigenlijk weggelegd zou moeten zijn voor het minder radiovriendelijke “The Big Guns Of Highsmith”, maar daarmee is alles ook gezegd.
Zodoende zijn we nog niet eens goed vertrokken als alles eigenlijk al ongeveer duidelijk is. Dat Hynes er bovendien een handje van weg heeft om ons tussendoor op een hoop overbodige ditjes en datjes te trakteren, maakt de teleurstelling na “Marlene” er alleen maar groter op. Waarom bijvoorbeeld het onnodige “Intermission” na de derde albumtrack? En nog een “Intermission 2” op een moment dat het kalf al lang verdronken is? Uitstel van executie, beste meneer Hynes.
Maar — vooruit dan — geen afronding zonder nog even stil te staan bij die luttele krenten die in de pap zijn overgebleven. “I Don’t Want To Wake Up Alone” verdient een vermelding als goedgebrachte smartlap voor indiekids en ook het kokette “Madame Van Damme” is onderhoudend als losse track — als u tenminste niet afweet van het bestaan van The Smiths.
Want ook die grote vooorbeelden staan deze plaat herhaaldelijk in de weg en zo houden wij aan Life Is Sweet! Nice To Meet You een lauwe — wink wink — “britpap” over met één dikke hit aangevuld met nog eens vier leuke nummers, maar omsingeld en op de hielen gezeten door intermezzo’s, pogingen tot en stinkers waarvoor de skiptoets werd bedacht.