Met een evenwichtig tussen oud en nieuw werk uitgebalanceerde set en een immer adequate ondersteuning door het Hollandse Beam Orchestra gaf cultfiguur Daniel Johnston dinsdag een opvallend vitaal concert. Ook het Brusselse voorprogramma Tommigun verdient een pluim.
“Goeienavond. Wij zijn Tommigun en het was al heel tof tot nog toe.” Geen geforceerd grappig bedoelde openingszin, maar de onvervalste waarheid voor de groep van Brusselaar Thomas De Vos (ex-Rumplestichkin) . Opgepikt door de entourage van Daniel Johnston en prompt meegenomen op diens reeds twee weken verse Europese tournee. Tommigun sloeg vijfendertig minuten lang moeiteloos de brug tussen Tori Amos, Pixies en Scout Niblett – voor zover daar een brug tussen kan geslagen worden, natuurlijk. Vooral de ietwat theatrale stem van Kaat Arnaert — zus van — bleef nadien hangen.
Tussendoor wekte de expositie van een dertigtal van de talrijke tekeningen en schetsen van hoofdact Daniel Johnston de interesse. Verrassend uitgewerkte referenties naar The Beatles, uitpuilende ogen, de liefde, Satan en stripfiguren als Casper, The Friendly Ghost boden een beperkte maar adequate staalkaart van een vaak onderbelicht facet van Johnstons artistieke exploten.
Niettemin liep de — schaars gevulde — AB Box vooral warm voor wat erna kwam. Na Das Pop en The John Dear Mowing Club tijdens vorige Belgische passages werd Johnston, een van de meest opmerkelijke singer-songwriters uit de naoorlogse muziekgeschiedenis, ditmaal ondersteund door het Hollandse Beam Orchestra. Het elfkoppige ensemble, inclusief cello, schuiftrompet en Apple-laptop, maakte zijn benaming alras waar met een minutenlange instrumentale prelude, die bestond uit naakte schetsen van Johnstons intussen ingeburgerde songs.
Gelukkig trok het Beam Orchestra het laken niet al te zeer naar zich toe en wist het zich tot in de puntjes te “beperken” tot het ondersteunen van de ster van de avond: Daniel Johnston. Nu eens sober en gevat (“Hi Joe”), dan weer uitbundig en quasi garage (“Mask”, “Walking The Cow”).
Uitschieters waren een gespierd “Devil Town”, de gloednieuwe rocker “Fake Records Of Rock’n Roll” en het immer hartverscheurende “True Love Will Find You In The End”. Veel afwisseling tussen oud en nieuw werk dus, waarbij ook minder voor de hand liggende songs als “Worried Shoes” of “Desperate Man Blues” niet geschuwd werden.
Johnston vecht nog steeds zichtbaar met alles en iedereen, maar door de baard (een vreemd soort prins Filip-effect maakte zich van de eeuwige kwajongen meester) en de schijnbaar goed onder controle zijnde demonen — Johnston kampt al jaren met een manische depressie – concerteerde hij toch een pak evenwichtiger dan anders. Dat resulteerde in een pak lollen (“I hear voices telling me which song to choose. Don’t tell my parents”) en een voor Johnstons doen erg langgerekt concert, slechts eenmaal onderbroken voor de obligate pitstop in de coulissen.
Helemaal aan het gaatje wist Big Dan het publiek compleet te verrassen. Het decor werd al weggesleept, de lichten waren al minutenlang aangesprongen en de exitmuziek schalde reeds door de boxen toen Johnston — tot twee keer toe — terug kwam om er in extremis nog enkele bisnummers uit te persen. Zelfs zijn eigen begeleidingsband bleek totaal uit de lucht te vallen, maar afsluiter “The Beatles” zette de kroon gepast op het werk.
Soms trilt zijn microfoon net niet van zijn statief, verslikt hij zich in zijn water, hinkt hij soms mijlen achter op het door Beam Orchestra opgelegde tempo en vraagt hij ongegeneerd “Which country is this?”. Maar als Daniel Johnston een snaar raakt, scheurt hij die meteen in twee. Letterlijk, maar vooral figuurlijk.