Vernieuwende en intellectuele muziek, allemaal goed en wel, maar het gehoor wil soms ook wel eens wat. Lawaai, bijvoorbeeld. En daarvan serveerde Domino een avond lang een stevige brok in de ABClub. Alleen hield ook ditmaal de volgorde niet echt steek.
Dat kon al snel vermoed worden, gezien de vastberadenheid waarmee Kapitan Korsakov aan de avond begint. Eigenlijk begon de strijd om het trommelvlies zelfs nog wat eerder: bij het bestijgen van de trap naar de Club kwam deze keer geen sfeermuziek aangewaaierd, maar simpelweg feedback, al kan dat ook de verdoken intro van het Gents trio geweest zijn.
Niet dat het er echt toe deed, want Kapitan Korsakov gaat dermate te keer dat intro’s of pauzemuziekjes op slag irrelevant worden. Hoewel de band vanuit een heel basic invalshoek muziek maakt, heeft hij hetzelfde effect als de uitvinders van het warm water. Ja, het is simpel, het is agressief en het is smerig hard in your face, maar het werkt. Reden? Kapitan Korsakov heeft een groove en onderscheidt zich daarmee van de doorsnee band die denkt dat het volstaat om gewoon smerig hard te zijn.
Waar nodig gebruik maken van het luid-stil-luid-principe doet de rest en zet zowaar aan tot dansen, wat misschien net iets te veel van het goede is. Desalniettemin laat Kapitan Korsakov het publiek uit zijn hand eten en wordt een nieuw nummer, dat vermoedelijk “Don’t Leave The Hood” heet, opgemerkt als hoogtepunt van de set.
Van zo’n optreden raakt een mens in de mood voor And So I Watch You From Afar, een band met een naam die we maar al te graag afkorten tot ASIWYFA – dat is al ingewikkeld genoeg. Vorig jaar stond het gezelschap op Pukkelpop, waar het — het kan ook aan externe factoren gelegen hebben — een verwarrende indruk naliet. Nu wordt alles echter al heel wat duidelijker: deze jongens zijn niet de zoveelste saaie instrumentale postrockers, ze zijn gewoon een stelletje punks die te lui zijn om een zanger te zoeken en dan maar uit balorigheid prog spelen.
Die indruk krijgen we toch wanneer rijkelijk uit het pas verschenen The Letters EP geput wordt. Na een half uur wordt het misschien een beetje moeilijk te vertellen welke song nu juist “S Is For Salamander” en welke “D Is For Django The Bastard” is, maar met zijn even ingenieuze als opgefokte tempowissels zorgt ASIWYFA voor een serieuze kopstoot. Zeker is dat “K Is For Killing” zijn naam waar maakt en zowel band als publiek in overdrive stuurt.
Daar had de avond een mooi einde kunnen kennen, maar helaas: in plaats van tegelijk met de treingebruikers de zaal te verlaten — de laatste band stond om 22u30 geprogrammeerd — blijven we voor Crystal Antlers. Vorig jaar debuteerde die band knap met het redelijk schizofrene, maar tegelijk aanstekelijke Tentacles. Een meer dan behoorlijk concert in de Botanique volgde, maar van de kwaliteiten van die avond valt vandaag niet veel te merken.
Technische problemen spelen Crystal Antlers parten en daar komt nog eens bovenop dat de band eigenlijk niet opgewassen is tegen zijn voorgangers. Na al het gitaargeweld eerder op de avond wordt niemand nog omver geblazen door de soulvolle sixtiesrock die door een postmoderne funky noisemolen gehaald wordt. Jammer, want het resultaat van die kruisbestuiving is op zijn best een hartverscheurende brok muziek die je van de totaal van de kaart brengt. Even lukt het Crystal Antlers de vonk te doen ontbranden: een indrukwekkend “A Thousand Eyes” laat kortstondig zien waar deze band toe in staat is. Meer dan een korte opflakkering is het nummer echter niet, jammer genoeg.