Met loodzware projecten als ‘Gegen die Wand’ en ‘Auf der anderen
Seite’ wist regisseur Fatih Akin zich de laatste jaren in de
aandacht te werken van een internationaal arthouse
publiek, dat sterk reageerde op zijn heftige thema’s en
multiculturele blik op de Duitse maatschappij. Allebei waren het
straffe, maar ook veeleisende drama’s waar je achteraf meer dan één
borrel voor nodig had om ze weg te spoelen. Enter ‘Soul Kitchen’,
Akins follow-up, en de film had niet meer van zijn
voorgangers kunnen verschillen: een luchtige feel-good komedie met
een plot die soms in de richting van de screwball comedy
neigt en acteurs die zich duidelijk staan te amuseren. De
arty-farty snobs die ‘Gegen die Wand’ al honderd keer bekeken en
geanalyseerd hebben (iedereen kent er wel één) zullen misschien
klagen dat het allemaal maar weinig te betekenen heeft, maar dan
is het belangrijk om twee dingen te bedenken: ten eerste dat een
goeie filmmaker niet voorspelbaar mag worden. Een dergelijke
change of pace is dus een gedurfde zet die vermijdt dat
Akin één van die regisseurs wordt die telkens opnieuw dezelfde film
maakt. En ten tweede is het gewoon ook verdomd moeilijk om een
goeie komedie te maken, en dat doet hij hier ontegensprekelijk.
Co-schrijver Adam Boudouskos speelt Zinos Kazantsakis, de
Grieks-Duitse eigenaar van een ietwat luizig restaurantje in
Hamburg. Erg goed staan zijn zaken er echter niet voor: zijn
vriendin Nadine vertrekt voor haar job naar Sjanghai, een louche
handelaar in onroerend goed is op zijn pand uit, de
gezondheidsinspectie én de belastingen vallen hem lastig en alsof
dat allemaal nog niet genoeg is, loopt Zinos ook nog eens krom van
een hernia. Met de komst van de excentrieke chef-kok Shayn (Birol
Ünel) lijken de zaken beter te gaan: Soul Kitchen wordt plots een
hippe tent met een vernieuwende keuken, die een heel nieuw
cliënteel aantrekt. Het geld rolt vlotjes binnen, waardoor Zinos
zijn schuldeisers een stap voor kan blijven. Maar één factor die
hij niet goed had ingeschat, was zijn broer Ilias (Moritz
Bleibtreu), een sympathieke schurk die overdag uit de gevangenis
weg mag om in Soul Kitchen te gaan werken. Met zijn gokverslaving
zet hij al het werk van Zinos weer op losse schroeven.
Hoe verschillend ‘Soul Kitchen’ ook is van ‘Gegen die Wand’ en
‘Auf der anderen Seite’, het blijft natuurlijk wel een Fatih
Akin-film, wat inhoudt dat er op de achtergrond altijd een aantal
thema’s en vormelijke hebbelijkheden blijven meespelen. Akin keert
terug naar wat hij als zijn heimat beschouwt (Hamburg),
situeert zijn verhaal opnieuw in een nadrukkelijk eigentijdse,
grungy multiculturele setting (Grieks-Duitse, Turks-Duitse
en gewoon Duitse personages lopen achteloos door elkaar, zonder dat
daar echt een punt van wordt gemaakt) en vertelt zijn verhaal op
een toon die opnieuw de harteloosheid van het grote kapitaal
aanklaagt. Mensen met veel geld hebben het altijd gedaan in de
films van Fatih Akin – de helden van zijn verhalen zijn mensen die
moeten scharrelen, die nooit genoeg lijken te hebben om rond te
komen, en die (in dit geval goedgeluimde) proletarische
spirit keert hier opnieuw terug. Net zoals Akins neiging
om een grote rol te voorzien voor muziek in zijn films. Ditmaal
krijgen we geen Turkse traditionals afgewisseld met
hedendaagse westerse muziek, maar – wat anders? – soul. Hoe dan
ook, de muziek is altijd nadrukkelijk aanwezig en dicteert vaak het
tempo van de scènes.
Een tempo dat trouwens erg goed zit. Na het lange, relatief
trage ‘Auf der anderen Seite’ maakt Akin er hier een
snappy filmpje van dat met 98 minuten helemaal klaar is en
geen seconde zijn stoomkracht verliest. Gedeeltelijk ligt dat aan
het feit dat alle personages, ook die in kleinere rollen, goed zijn
uitgewerkt. Akin en Boudouskos weten hun figuren telkens bondig
maar raak te typeren, en zorgen ervoor dat geen enkel personage
ooit iets doet dat niet consistent is met zijn of haar karakter.
Ilias is een boef, maar hij heeft een duidelijke motivatie: hij
wilt zoveel mogelijk van zijn tijd aan een pokertafel doorbrengen
en dat iedereen hem gerust laat. Dat wilt dus zeggen dat hij af en
toe al eens een wet moet breken om aan centen te raken. Chef kok
Shayn is een prima donna die van zichzelf vindt dat hij
kunst produceert en de kwaliteit van zijn voedsel dan ook boven
alles stelt. Indien nodig zit hij er niet mee in om al eens met een
mes te smijten als hij daarmee zijn punt duidelijk kan maken –
Birol Ünel heeft trouwens de leukste one-liners van de hele film,
waaronder: “Als u warme gazpacho wilt hebben, kan ik er misschien
eens in zeiken!” En Ilias is een romanticus die eigenlijk gewoon
content wilt zijn in Hamburg met zijn restaurant en zijn lief, en
een hele film lang alles doet om dat veilig te stellen.
Diepzinnige karakteriseringen zijn dat niet, maar ze zijn wel
sympathiek en raak genoeg om ons een hele film lang mee te slepen.
De acteurs hebben er zichtbaar lol in, met als uitschieters een
gortdroog acterende Birol Ünel en Anna Bederke als Lucia, de
serveerster van Soul Kitchen, die fungeert als het warme hart van
de film en een zeer natuurlijke, ongedwongen prestatie neerzet.
Hier en daar laat Akin zich wel verleiden tot het kluchtige –
bepaalde set pieces zijn er lichtjes over, waaronder één
waarin Shayn het één of ander Zuid-Amerikaans poeder in zijn
dessert doet, dat werkt als een krachtig afrodisiacum. Gevolg: er
ontstaat een instant-orgie in de Soul Kitchen, waarin de term “de
fiscus naaien” een heel eigen betekenis krijgt. Grappig? Ja, best
wel. Maar op dat moment gaat Akin het te ver zoeken, terwijl het
merendeel van zijn film nog stevig gegrondvest is in de realiteit.
Ook een belangrijke plotwending op het einde (het heeft iets met
een hemdsknoop te maken, u zult het wel zien) is er aan de haren
bij gesleurd.
Maar goed, al bij al stoort dat niet echt. ‘Soul Kitchen’ is een
luchtige, plezierige film met een groot, genereus hart. De kans dat
de prent even lang zal blijven hangen als ‘Gegen die Wand’ of ‘Auf
der anderen Seite’ is klein, maar toch zou het fout zijn om ‘Soul
Kitchen’ af te doen als een niemendalletje. De film toont immers
aan dat de regisseur blijft proberen om zichzelf opnieuw uit te
vinden, en dat hij geen schrik heeft om afstand te nemen van
successen uit het verleden. En dat verdient respect.