Er bestaat een Amerika dat de Europeaan niet kent noch ooit echt kennen zal. Het is een Amerika van schijnbaar andere waarden. Niet het Amerika van rechts-conservatieve christenen of patriottische wapendragers, maar het Amerika van hardwerkende, eenvoudige mensen die vasthouden aan bepaalde waarden en tradities. Het Amerika dat onder meer in de film Junebug getoond werd, het Amerika dat een hoofdrol speelt in de songs van Drive-By Truckers.
Met acht studioalbums, twee liveplaten en een recent uitgebrachte collectie songs uit de kluizen (The Fine Print :: A Collection Of Oddities And Rarities ) behoort Drive-By Truckers geen introductie meer. De band uit Georgia wist met het in 2008 uitgebrachte Brighter Than Creation’s Dark zelfs door te stoten tot nummer 37 op de Amerikaanse Billboard chart 200, niet slecht voor een groep die jarenlang moest vechten tegen het stigma van louter southern rockband. Het nieuwe album The Big To-Do heeft zichzelf ondertussen al naar nummer 22 weten te manoeuvreren.
De lovende woorden van critici zijn dan ook niet van de lucht, en terecht, want meer nog dan op de andere platen weet de band ditmaal Amerika in al zijn banale, alledaagse schoonheid maar ook gruwelijkheid te bezingen. Of het nu om alcoholisme gaat ("The Fourth Night Of My Drinking") of het waarom van muziek ("After The Scene Dies"), steevast wordt met enkele rake pennentrekken een wereld gecreëerd die enerzijds vertrouwd aanvoelt enanderzijds zichzelf ook aan de tijd onttrekt.
Geen wonder dat de band ditmaal voor het circusthema koos in het artwork, een wereld die met één been in de realiteit staat en met het andere in die van de fantasie en het mogelijke onmogelijke. Het verleent aan nummers als "Birthday Boy" een wrange melancholie die dromen verkoopt, maar net zo goed de harde realiteit van elke dag onverbloemd schetst. Het is een ambiguïteit die ook in "The Wig He Made Her Wear" naar voor komt, waarin Patterson Hood een moordzaak in enkele zinnen vat maar net zo goed erkent dat het niet aan hem is om een oordeel te vellen.
Het lijkt wel of de band zich, meer nog dan op zijn vorige plaat, vooral lijkt te focussen op wat fout loopt in deze wereld. Neem nu Hoods "This Fucking Job": een genadeloze kijk op hedendaagse arbeidsomstandigheden die David Allen Coes bekende "Take This Job And Shove It" reduceren tot een ode aan Stachanov. En ook al klinkt Mike Cooleys "Get Downtown" iets vrolijker (dankzij een stevige honkytonkscheut), de facto brengt zijn song net zo min soelaas. Maar waar Hoods personage zijn werkloosheid beklaagt, lijkt Cooleys antagonist in de recessie een uitstekend excuus gevonden te hebben om vooral niet te werken.
Die verschillende benadering van eenzelfde thematiek heet typerend te zijn voor Hood/Cooley, al gaat het te ver om te beweren dat Cooley luchtiger zou zijn in zijn teksten. Daarvangetuigt het weemoedige "Eyes Like Glue" (Cooley) waarin een vader zijn liefde voor zijn kinderen bezingt, terwijl in "Daddy Learned To Fly" (Hood) een kind zijn verdriet om een dode vader in woorden tracht te vatten. Twee zijdes van eenzelfde medaille, tweemaal dezelfde gevoelens, zij het met verschillende woorden verteld. Tussen beiden in zit bovendien bassiste Shonia Tucker gewrongen, wiens songs "You’ve Got Another" en "(It’s Gonna Be) I Told You So" niet geheel onterecht verloren gaan tussen het schrijversgeweld van Hood en Cooley.
Southern Rock blijft ook op de The Big To-Do een niet te onderschatten referentiepunt, zelfs al heeft de band doorheen de jaren voldoende andere invloeden geïncorporeerd dat hij net zo goed een stevige, in tradities gewortelde rockband genoemd mag worden. Muzikaal noch tekstueel breekt dit nieuwe album met zijn voorgangers, met dien verstande dat de band steeds beter lijkt te worden in wat hij doet. Wie het Amerika van elke dag wil leren kennen, kan zich met andere woorden geen betere chroniqueur voor de geest halen dan Drive-By Truckers.