Anderhalf jaar geleden zwaaiden we Men Among Animals uit na een heerlijk feestelijk optreden op de zevende verjaardag van goddeau. Sindsdien werd het wat stil rond de olijke Deense bende, maar zie: met Run Ego gooit de band een nieuw teken van leven binnen. En dat blijkt een grote sprong voorwaarts te zijn.
We konden het zelfs al vermoeden aan de hand van dat ogenschijnlijk vrolijke debuut Bad Times All Gone: er was ook op die plaat immers al meer aan Men Among Animals dan silly onnozelheid. Daarvoor keek de groep te veel op naar het immer experimenteel ingestelde Flaming Lips, en waren ook die fijne popsongs al met teveel laagjes opgebouwd. En het is op die gedachten, meer dan op het popelement van die eerste, dat Run Ego verder bouwt: meer Animal Collective dan Fountains Of Wayne.
Geen wonder eigenlijk dat Run Ego klinkt als een rondgang van all things weird; met een producer als Quentin Stoltzfus van de Amerikaanse krautband Mazarin kon het niet anders dan ontaarden in een inventief tripfest van jewelste, dat in zijn geheel klinkt als een intense maar soms al te zweverige tongzoen tussen psychedelica en funk. Zo moet het ongeveer van de Prince van de jaren tachtig geleden zijn dat we zo’n industriële, harde funkbeat — beenhard, kaal, metalig —hoorden als die in de geweldige eerste single “White”, maar doet “Old Friend” eerder denken aan de Beatles in hun Marashitijd, gefilterd door oren die de vocale tics van Animal Collective aan een grondig onderzoek hebben onderworpen.
En daartussen vinden we ongeveer alles. De eightiespop van “Parrot Eyes” — het soort nummer dat hen een misbegrepen one hit wonder had kunnen maken als ze in dat decennium leefden —, maar ook “The Coast” dat er aan vooraf gaat; één en al percussie. Want dat is één van de constanten op Run Ego: ritme in al zijn vormen en maten, van die industriële beat van “White” tot eerder Afrikaanse drums. Zo horen we nogmaals Animal Collective, meer bepaald die van Feels in “Gavrilav”: een slepend begin, en dan plots dat uitbarsten over een razend tikkend ritme.
Vlekkeloos is Run Ego niet: met veertien nummers telt het er ergens in het midden zeker een drietal te veel en de aandacht verslapt al eens bij een langdradig slepend nummer dat werkelijk nergens heen gaat als “Rewrite Yourself” of het schijnbaar achterstevoren ingezongen “Sleep”. En “Count The Suckers” is dan weer te hard Bad Times All Gone revisited, om echt interessant te zijn. Maar laat dat slechts zijdelings gemopper zijn. Dit is een te boeiende plaat om te kniezen over zoiets. “We willen de Deense popmuziek veranderen”, lieten de heren volgens hun Wikipedia op de Deense radio horen. We geloven grif dat de heren daartoe in staat zijn. Run Ego is een overtuigende eerste stap.