Sony, 2010.
Dat de Grand Canyon-achtige kloof tussen het papier en de praktijk
moeilijk te overbruggen valt, is een jammerlijke wet in muziekland.
Denk maar aan het containerpark vol gefaalde en ronuit overbodige
‘supergroepen’. Zo’n vaart loopt het met Danger Mouse en James
Mercer ofte Broken Bells gelukkig niet, maar ook deze
kruisbestuiving overstijgt nergens de som der delen. Wie gezien het
oeuvre van beide popgenieën 18 karaats crossover-goud verwachtte,
zal dan ook van een kale reis thuiskomen. ‘Broken Bells’ is
‘slechts’ een degelijke tot goede popplaat geworden.
Jammer: bij elke andere act zouden we die ‘slechts’ laten vallen en
het stof van de loftrompet blazen, maar Mercer en Danger Mouse (né
Brian Burton) hebben hun uitstekende discografie tegen. De eerste
is een ambachtelijke songsmid die bij The Shins grossiert
in melodieën van een raszuivere schoonheid en de laatste is een
inventieve klankenalchemist die een patent heeft op succulente
genre-orgieën (Gnarls Barkley,
Danger Doom,…). A match made in heaven, denk je dan,
maar de twee stuwen elkaar te weinig naar een hoger niveau en
‘Broken Bells’ bevat te veel aftasten en te weinig aanvoelen.
Luister maar naar het puntige ‘The Ghost Inside’. De track smeekt
om een rauwe soulstrot als die van Cee-Lo van Gnarls Barkley,
waardoor Mercer zich vergaloppeert met een geforceerd
castraatstemmetje. Een mismatch dus, maar gelukkig wel nog
een knappe song. Want dat kan niet van elk nummer op ‘Broken Bells’
worden gezegd. Tracks als ‘October’ en ‘Citizen’ zijn niet zum
kotzen, maar ze klinken akelig doordeweeks en dof in
vergelijking met het beste werk van deze heren. Lauwe kliekjes na
delicieuze hoofdschotels als ‘Wincing The Night Away’ en ‘St.
Elsewhere’.
Gelukkig liggen de bijdrages van Burton en Mercer even vaak wel
lepeltje-lepeltje. Single ‘The High Road’ had zo op het
Shins-debuut ‘Oh, Inverted World’ gekund en het licht
psychedelische hiphopjasje van Danger Mouse zit ook tracks als
‘Vaporize’ en ‘Your Head Is On Fire’ als gegoten. Danger Mouse
boordt de popmelodieën fijntjes af met onbestemde backing vocals,
gortdroge percussie en veel analoge synths en Mercer voelt zich
overduidelijk in z’n sas in die nieuwe muzikale setting.
Hoewel Broken Bells grotendeels binnen de verwachte lijntjes
kleurt, slaagt het duo er toch een paar keer in om echt te
verrassen. Luister maar naar het Beatlesiaanse ‘Sailing To Nowhere’
waarin licht gesuikerde strijkers de epische popsong richting
strawberry fields laten drijven. En dan is er nog ‘Mongrel
Heart’ waarin gestileerde electropop plots afslaat richting de
soundtrack van een spaghettiwestern. Van de hippe club naar de
stoffige prairies van Ennio Morricone en er nog mee wegkomen ook,
het is een van die zeldzame momenten dat ‘Broken Bells’ meer wordt
dan een louter hobbyprojectje.
Want dat is het grootste probleem met Broken Bells. Het onderste
wordt te weinig uit de kan gehaald en de tandem Mercer/Burton
nestelt zich iets te snel in gemakzucht in plaats van elkaar te
prikelen en uit te dagen. Daardoor is deze plaat louter een
aangenaam zoethoudertje geworden in afwachting van nieuw werk van
beide heerschappen. Naar het schijnt zit het tweetal trouwens
alweer samen in de studio. Hopelijk leggen ze de lat dan iets
hoger!