Sub Pop, 2010.
Er zijn evenveel vormen van esthetica als er mensen zijn. Voor de
ene is een opus van Bach het summum, voor de andere is een
kitscherig porseleinen beeldje van een herderinnetje de opperste
vertegenwoordiging van schoonheid. Sommige zien zelfs in destructie
en oorlog een ongekende, overweldigende kracht van schoonheid.
Beach House maakt zeer ‘schone’ muziek. En daar wringt het nu net:
het is het soort schoonheid dat net dat tikkeltje gevaar ontbreekt
om de spanning erin te houden.
Beach House, het duo Victoria Legrand en Alex Scally, zitten met
‘Teen Dream’ aan hun derde album. Waar ze met ‘Beach House‘ en
‘Devotion‘
nog net onder de radar van het grote publiek bleven, lijkt deze
plaat wel een voltreffer en sprokkelen ze behoorlijk wat
buzz en lovende recensies bij elkaar. Dat ze ooit nog met
Fleet Foxes
in de kleine zaal van de Botanique zullen spelen, zoals in 2008,
lijkt bijgevolg uitgesloten. Op zich is dat natuurlijk ook jammer:
hun dromerige en intieme pop leent zich uitstekend voor al even
dromerige en intieme locaties.
Dat ‘Teen Dream’ het doorbraakalbum is, is anderzijds ook niet
verwonderlijk: ten opzichte van hun vorige platen is de sound iets
toegankelijker geworden, hoewel er aan de basis zelf weinig geraakt
is. Nog steeds zijn het Legrands keyboards, de heldere en
repetitieve gitaarloops van Scally en een vrij basic
drumritme die de toon zetten. Maar strofe en refrein zijn nu beter
afgelijnd en niet meer volledig verpakt in traag uitwaaierende
songs. Opener ‘Zebra’ is meteen het beste voorbeeld. Het is een
knappe song, die poppy en catchy is op haast een
onmerkbare manier.
Het meest opvallende verschil met de vorige albums is echter
Victoria Lagrands stem. Waar ze vroeger een ijl en wat esoterisch
piepstemmetje gebruikte, laat ze nu haar echte, niet vervormde stem
horen. Dat geeft de songs meer body en meer power, wat hier op zijn
plaats is. En hoewel dromerig nog steeds een toepasselijk adjectief
blijft, verliest het dromerige daardoor wel wat van zijn
bevreemdend karakter. Maar voor de rest kunnen we alleen maar
positief zijn over haar stem: ze heeft wat van het hese van een
jonge Marianne
Faithfull.
Het probleem van Beach House is echter dat hun muziek na een tijdje
begint voort te kabbelen en de luisteraar zijn concentratie
kwijtspeelt. Het beperkte instrumentarium en de zeer beperkte
ritmeveranderingen (die dan ook nog eens allemaal erg inspelen op
schoonheid en dromerigheid) zorgen ervoor dat hoe langer het album
duurt, hoe meer de muziek verwordt tot een klanktapijt dat steeds
meer de achtergrond opzoekt. Daardoor gaan dan weer alle nummers op
elkaar lijken en worden de subtiele verschillen, die er nochtans
zijn, uitgeveegd.
Halverwege de plaat brengt het meer up-temporitme van ‘Used To Be’,
een song die familie is van het werk van Fleet Foxes, net op tijd
terug de nodige vitaliteit, waardoor de daaropvolgende song ‘Lover
Of Mine’ ook weer naar waarde geschat kan worden. Maar dan duikt
hetzelfde probleem weer op als in de eerste helft van de plaat: de
aandacht erbij houden wordt lastig.
Beach House maakt zeer mooie songs en ‘Teen Dream’ is een zeer
mooie plaat. Het grote probleem van de band is dat net daardoor dat
kleine beetje spanning, dat kleine beetje gevaar, dat kleine beetje
lelijkheid ontbreekt waar dat mooie zich tegen af kan zetten om
werkelijk hoge toppen te scheren. ‘Teen Dream’ is een goede plaat,
maar te consumeren met mondjesmaat. Na een luisterbeurt kan er
serieuze goesting ontstaan voor een portie degelijk destructief
lawaai.