In 2007 was het IJslandse Seabear met het charmante The Ghost That Carried Us Away een van de weinige acts die het ingeslapen Morr Music opnieuw wat elan gaf. Drie jaar later is het met de groep zoals met die opgeschoten puberneefjes die je slechts af en toe op een familiefeest ziet: wat zijn ze plots gróót geworden!
Opener "Lion Face Boy" maakt dat meteen duidelijk: het ietwat rommelige geluid — het resultaat van alle los-vaste samenwerkingen — van The Ghost That Carried Us Away is kilometers verwijderd van de warme, volle sound die de band hier laat horen. Het nummer wordt opgebouwd met typische Seabear-elementen (tinkelende xylofonen, vioolgetokkel), maar krijgt ook een warme blazerssectie mee, wat voor een erg vol refrein zorgt, evenwel zonder als een samenraapsel van instrumenten en muzikanten te klinken.
Wat ook opvalt: Seabear is volwassen geworden. Zeker wanneer we denken aan de liveoptredens van de band — die steevast volgestouwd werden met kinderspeelgoed, rammelaars, minipianootjes en allerhande vrolijke bliepjes — lijkt hier een heel nieuwe band voor het voetlicht te treden; eentje die bij momenten zelfs een net iets te ernstige kijk op muziek heeft gekregen. Vooral tijdens de meer ingetogen nummers — "Warm Blood", de sleper "Leafmask" — lijkt de groep te verdwalen in een wereld die de hunne niet is. Het voelt een beetje aan als een klein meisje dat de lipstick van haar moeder uitprobeert: wel vertederend, maar eigenlijk staat het haar nog niet.
Gelukkig lijkt Seabear dat af en toe ook zelf door te hebben. "Fire Dies Down" begint erg slaapwandelend, met een zingende zaag, voorzichtig gitaarspel en zweverige backing vocals, maar net voor het indommelen besluit de band dat het nog lang geen bedtijd is: het tempo wordt opgedreven naar een vrolijk huppelen, het koortje stopt wat meer pit in zijn bijdrage en een zwierige viool (die ook ostentatief aanwezig is in "I’ll Build You A Fire") doorkruist het nummer.
De van subtiele blazers voorziene ballad "Cold Summer" is dan weer veruit het mooiste moment van de plaat. De referenties aan Sufjan Stevens die al bij het vorige album gretig rondgestrooid werden, zijn hier pas echt gerechtvaardigd: het nummer baadt in dezelfde intense, ietwat verontrustende sfeer die ook bij Stevens zo vaak aanwezig is. Het resultaat is een erg sterke song die volledig afwijkt van wat de band vroeger deed. Hoewel het enigszins jammer is dat de naïviteit van nummers als "Arms" of "Cat Piano" verdwenen is, slaat Seabear hiermee zeker een interessante nieuwe weg in.
Met We Built A Fire maakte dit zevenkoppige collectief voor het eerst een échte groepsplaat. Seabear klinkt hier als een hechte groep, die samen een plaat gemaakt hebben waarbij ieders inbreng van even groot belang was. Voorganger The Ghost That Carried Us Away was al een eerste stap in die richting, maar pas bij dit album heb je nergens het gevoel dat je naar een veredeld soloproject zit te luisteren.
Seabear speelt op 12 mei op Les Nuits Botanique in Brussel.