Voor sampleartiesten ligt de inspiratie overal voor het grijpen.
Waar Four Tet
voor z’n fantastische nieuwe plaat vooral in da club toefde, trok
Hendrik Weber met z’n laptop naar de Zwitserse Alpen. En u raadt
het al: onder z’n nom de plume Pantha Du Prince scheert ook deze
Duitse techneut hoge toppen. Op ‘Black Noise’ grossiert Weber in
pastelkleurige klankschilderijen die bulken van de details. Minimal
techno klonk nooit subtieler, maximaler én diepmenselijker.
Ganz toll!
Weber trok zich meerbepaald terug in Schuttwald Atzmännig-Swiss, de
plaats waar een Zwitsers dorpje in 1816 door een aardverschuiving
van de kaart verdween. De melancholische klankenknipper liet zich
inspireren door de verschrikkelijke schoonheid van die plek en de
conceptuele insteek voor het album was snel gevonden. Black
noise is namelijk de geluidsfrequentie die valt waar te nemen
voor een grote natuurramp, een onhoorbaar zuchtje vóór Moeder Aarde
in toorn ontsteekt. Weber stouwde z’n apparatuur vol field
recordings, en die opnames vormen de ziel en de polsslag van
‘Black Noise’.
Wees echter gerust, Pantha du Prince vervalt nergens in new
age-geneuzel. Tussen die omgevingsgeluiden smokkelt Weber namelijk
een karrenvracht beats, clicks ’n cuts, bleeps en andere
knisperende ear candy, evenwel zonder aan weidsheid in te
boeten. De hemelse klanken zweven hypnotiserend rond het verhaal
achter de plaat, als elektronen rond een atoom. Met z’n aanpak balt
Pantha du Prince vakkundig enkele decennia elektronische muziek
samen: ‘Black Noise’ refereert immers zowel aan de ambient van Eno
en het minimalisme van Kraftwerk als aan de
filmische dubstep van Burial of de minimal
techno van The
Field.
Door z’n fascinatie voor found sounds profileert Pantha du
Prince zich meer als Mensch dan als Maschine. ‘Black Noise’ lijkt
dan ook wel een muzikale natuurdocumentaire die gemaakt is met
spitstechnologische snufjes. De plaat begint erg ijl en fragiel met
atmosferische tracks als ‘Lay In A Shimmer’ en ‘The Splendour’,
alsof Ellen
Allien een set draait op een IJslandse gletsjer. Nummer per
nummer daalt Weber echter af naar broeieriger terrein. In ‘A Nomads
Retreat’ lijden de beats voor een keertje niet aan
hartritmestoornissen en met de verwrongen baslijntjes in ‘Behind
The Stars’ schuifelt Weber zelfs in de richting van Nathan Fake.
Het is dan ook fascinerend om te horen hoe Weber uit die
zinnenprikkelende mini-universa van klanken toch tamelijk
rechtlijnige composities weet te distilleren. Neem nu ‘Stick To My
Side’: krakende beats, milde ruis, beiaardklokken en strijkers
strijken zachtjes tegen de oorhaartjes in, maar niettemin is het
een glasheldere popsong. Daar is de zweverige zang van Panda Bear natuurlijk
niet vreemd aan. Of het aan Valgeir Sigurdsson
refererende ‘Welt Am Draht’: ijl als een heliumballon, maar aardse,
tribale percussie laat de song niet te ver wegzweven.
Als James
Holden en Nathan Fake eerder abstracte expressionisten zijn,
dan is Pantha du Prince een poëtische impressionist. Sfeer haalt
het van emotie en de gelaagde texturen bedwelmen en betoveren. Denk
aan het meest ingetogen werk van Aphex Twin dat door de
louterende laptop van Trentemöller wordt gejaagd. 2010 is alweer
een fonkelende elektronica-diamant rijker. Waar gaat dat
eindigen?