



Het schijnt dat er niets zo snel veroudert als humor, maar toch
zijn de grote Hollywoodsterren die we ons herinneren uit de jaren
twintig, hoofdzakelijk komieken. Charlie Chaplin, Buster Keaton,
Laurel and Hardy… Dit zijn de figuren uit de vroege jaren van de
cinema die we allemaal kennen (of we nu hun films hebben gezien of
niet), terwijl mensen als Douglas Fairbanks veel meer verloren zijn
gegaan in de voegen van de tijd. Fairbanks was nochtans de grootste
filmster van die periode, een atletische actiester die zijn
parelwitte glimlach en gespierde torso tentoonstelde in immens
succesvolle avonturenfilms zoals ‘Robin Hood’ en deze ‘Thief of
Bagdad’. Zoals het cliché zegt: mannen wilden hem zijn en vrouwen
wilden hem gewoon. Hij had blijkbaar geen vijanden, behalve de tijd
– hij stierf op zijn 56ste aan een hartaanval en zijn
films werden daarna vergeten door iedereen behalve een paar
historici en hardcore filmfans. ‘The Thief of Bagdad’
wordt algemeen beschouwd als zijn meesterwerk, de ultieme
Fairbanks-film.
Het verhaaltje is simpel. Fairbanks zelf speelt een sympathieke
dief in de “magische stad” Bagdad (yup, dit is lang voor de dagen
van Saddam Hoessein), die te weten komt dat de prinses van de stad
(Julanne Johnston) op zoek is naar een man. Prinsen uit alle hoeken
van de wereld dingen naar haar hand, en de dief besluit om zich ook
voor te doen als een huwelijkskandidaat, om zo het paleis binnen te
dringen. Aanvankelijk wil hij er enkel de boel leegroven, maar al
gauw wordt hij echt verliefd op de prinses. Hij moet het opnemen
tegen de gemene prins van Mongolië (Sojin), die het hele huwelijk
enkel ziet als een gelegenheid om de macht over Bagdad te
grijpen.
Erg diepzinnig is dat allemaal niet. De moraal van het verhaal
wordt in de eerste en laatste scène letterlijk uitgespeld –
happiness must be earned, wat de dief doet door zijn moed
te bewijzen en de prinses te redden uit de klauwen van de Mongoolse
prins – en tijdens de rest van de film krijgen we een eenvoudig
sprookje, met simplistische noties van goed en kwaad. (Hoewel ‘The
Thief of Bagdad’ wel een overduidelijke invloed uitoefende op de
makers van de Disney-tekenfilm ‘Aladdin’, die veel van dezelfde
plotelementen bevatte.) Fairbanks is de stoere held, één en al
stralende glimlach en rollende borstspieren, die continu wild met
zijn armen zwaait om zijn nobele inborst toch maar zo dik mogelijk
in de verf te zetten. Johnston is de passieve heldin, die
beminnelijk met haar ogen knippert en voor de rest rustig afwacht
tot Fairbanks haar komt redden. En Sojin tuurt onheilspellend de
camera in, grijnst en staat gewoon in het algemeen macaber te wezen
als slechterik. Zo ging dat nu eenmaal in die tijd: de personages
zijn eerder archetypes dan individuen (ze krijgen trouwens ook geen
eigennamen mee), die hun intenties aankondigen met elk gebaar en
elke frons. Veel schakering komt daar niet bij kijken. Eén van de
dingen die ‘Aladdin’ veel later zou overnemen van ‘The Thief of
Bagdad’, was overigens de vrolijke onwetendheid tegenover eender
welke vorm van oosterse cultuur. De personages zijn Arabische
moslims, maar het verhaal is doordrongen van clichés uit Indië, en
iedereen loopt natuurlijk rond met all-American idealen:
wat de personages willen bereiken, is immers weinig meer of minder
dan de persoonlijke vrijheid en financiële welvaart die de
American dream uitmaken.
Maar goed, voor de inhoud hoef je het dan ook niet te doen. ‘The
Thief of Bagdad’ is een spektakelfilm, die probeert te scoren bij
het publiek met exact dezelfde dingen die de Roland Emmerichs en
James Camerons van vandaag nog steeds aanwenden: grootse sets,
indrukwekkende speciale effecten en knap in scène gezette
actiesequensen. En in dat opzicht kun je zelfs nu nog zien waarom
de prent destijds zo’n indruk maakte. De dief vecht tegen draken en
rijdt op een gevleugeld paard, een heel leger verschijnt uit het
niets, personages verplaatsen zich met een vliegend tapijt alsof
dat de normaalste zaak ter wereld is, ze verstoppen zich onder een
onzichtbaarheidsmantel (vele jaren voor ‘Harry Potter’) en ga zo
maar door. Fairbanks (die ook schreef en produceerde) wilde hier
uitpakken met een ongezien schouwspel, de ‘Avatar’ van zijn tijd.
En dat lukte – geen wonder dat zijn publiek zich geen zorgen maakte
over het gebrek aan nuance of subtiliteit in het verhaal en de
vertolkingen.
‘The Thief of Bagdad’ is wellicht ook één van de eerste
egoprojecten, op poten gezet door een acteur die zichzelf wilde
verkopen. Fairbanks, een uit graniet gehouwen bonk van een kerel
die ervoor gekend stond dat hij altijd zijn eigen stunts deed,
krijgt hier meer dan twee uur lang de kans om zijn atletische
vermogens en indrukwekkende fysiek in de kijker te zetten, en reken
maar dat hij daarvan profiteert. In zekere zin is ‘The Thief of
Bagdad’ een ode van Fairbanks aan zichzelf – niet alleen aan zijn
fysieke capaciteiten, maar vooral ook aan zijn macht binnen de
filmindustrie, om zo’n groots project opgestart te krijgen, tegen
een budget dat toen één van de grootste was uit de geschiedenis van
het medium.
Dat alles neemt niet weg dat de problemen met het scenario zich
wel laten voelen. Het verhaaltje is nu eenmaal niet erg sterk, laat
staan over een lengte van 139 minuten. Het eerste half uur wordt
bijna uitsluitend besteed aan het introduceren van de personages en
de setting, met enkele anekdotes waarin de dief zijn werk doet, de
gelovigen in een moskee uitlacht enzovoort. Het is pas daarna dat
de plot echt op gang komt, en die langzame aanpak zorgt ervoor dat
de prent na een tijdje behoorlijk begint te slepen, hoeveel
geweldige effectenshots er daarna ook nog passeren.
‘The Thief of Bagdad’ was en is nog steeds een indrukwekkende
razzle-dazzle-film, een voorloper op de hedendaagse
blockbuster. Fairbanks wilde niet, zoals zijn “serieuzere”
tijdgenoten, de filmtaal heruitvinden. Hij wilde ze simpelweg
aanwenden om de mensen iets te laten zien dat ze nog nooit gezien
hadden, om ze een avontuur te laten beleven zonder gelijke. En dat
is precies wat hij deed – meer dan 80 jaar later is dat avontuur
haast onvermijdelijk sterk aangevreten door de tand des tijds, maar
de revolutionaire speciale effecten en het feit dat dit wellicht de
laatste Amerikaanse film was waarin de held een moslim is, maken
dit toch verplicht kijkvoer.