



Echt een topjaar was 1927 niet voor de stille film. De
technologie was ondertussen zo ver gevorderd dat de geluidsfilm
definitief doorbrak met het revolutionaire ‘The Jazz Singer’, maar
hoewel het publiek toestroomde om naar de verbazingwekkende
talkies te gaan kijken, bleef echte kwaliteit toch
grotendeels uit. Praktische moeilijkheden – geluid was zo lastig om
op te nemen dat acteurs vrijwel niet mochten bewegen – zorgden voor
statische cinema en de destijds indrukwekkende sprong naar het
audiovisuele betekende tegelijkertijd een grote stap terug voor de
filmgrammatica. Neen, dan liever ‘Sunrise: A Song of Two Humans’,
het bombastische magnum opus van de geëmigreerde Duitser Friedrich
Wilhelm Murnau – een man die als regisseur van o.a. ‘Der Letzte
Mann’, ‘Faust’ en het verrukkelijke ‘Nosferatu’ een ongemeen
indrukwekkend cv op zijn naam heeft staan. Waar ‘The Jazz Singer’
zalen deed vollopen met weinig meer dan een slimme gimmick, speelde
het hyperambitieuze ‘Sunrise’ met de grenzen van wat mogelijk was
in de stille film. De film flopte weliswaar als een prehistorische
‘Waterworld,’ maar is wel – ook vandaag nog – een prachtige,
magisch-realistische allegorie met bakken uiterst stijlvolle
visuele flair.
Het verhaaltje is een nogal melodramatisch gegeven dat vooral
symbolisch enorm geladen is. De openingstekst kondigt het al aan:
“This story of a Man and his Wife is of no place and every
place…. You might hear it anywhere and at any
time.” De personages hebben geen naam, maar vervullen een
functie binnen plot en thematiek. De ongenaamde man heeft in het
begin van de film een relatie met een ijskoude vrouw uit de stad.
Die overtuigt hem om zijn vrouw te vermoorden, zodat hij zijn
boerderij kan verkopen en zij samen naar de stad kunnen trekken. Op
het allerlaatste moment krijgt de man echter cold feet en
blaast hij het plan af. Zijn vrouw heeft ondertussen alles in het
snuitje en doodongelukkig vlucht ze naar de stad. Vol berouw volgt
de man haar op een reis die hen zal leiden tussen majestueuze
stadsdecors en ironische spelingen van het lot, hun onvermijdelijke
hereniging tegemoet.
Het is vooral visueel gezien dat Murnau alle registers
opentrekt. Vanaf het openingsshot, waarin het beeld van een
postkaart naadloos overgaat in een druk stationstafereel, is het
duidelijk dat ’s mans ambitie weinig grenzen kende. De hele film
lang word je bestookt met droombeelden, symbolische illusies en al
dan niet lichtjes gedateerde metaforen. De vrouw van de stad is de
duivel en de verleidelijke slang die zich letterlijk rond de
gedachten van de man kronkelt en tegelijkertijd een sussende
moederfiguur. De stad is zowel een bruisende metropool vol
mogelijkheden als een dreigende broeihaard van onpersoonlijkheid en
anonimiteit, die de vredige natuur bijna in haar geheel opslokt.
Wanneer de personages gelukkig zijn, zweven er engeltjes boven hun
hoofden, maar wanneer ze geplaagd worden door hun innerlijke
demonen, worden hun donkerste gedachten letterlijk op het scherm
geprojecteerd.
Het lijkt alsof Murnau alle belangrijkste elementen, zowel
stilistisch als inhoudelijk, van de stille cinema bij elkaar wou
nemen, om zo een (laatste) bolwerk van dat met uitsterven bedreigde
genre in elkaar te knutselen. Om weer eens enkele dure termen boven
te halen: de man werd duidelijk beïnvloed door het expressionisme –
waarvan Murnau zelf een van de grondleggers was – en het probleem
van de dualiteit van de moderne wereld (hallo zeg, dankuwel!), maar
maakte ook gebruik van een duidelijk christelijk geïnspireerde
iconografie en zette ondertussen mee de eerste stapjes van de
psychoanalyse in de cinema (of lijkt die relatie tussen de man en
de vrouw van de stad louter toevallig op eens perverse
moeder-zoonrelatie?). Belangrijker is dat Friedrich Wilhelm – F.W.
voor de vrienden – een universeel relaas wilde doen over het Leven
en de Mensheid, met alle mooie en kleine kantjes die daarbij komen
kijken, en dat hij daar mooi in geslaagd is. Volledige inleving is
voor de moderne kijker vrijwel onmogelijk, maar op het eind
supporter je toch maar mooi mee met het koppel en tot op dat moment
heb je al een tijdje kunnen genieten van een klassiek stuk cinema
dat druipt van de fantasie. Nicht slecht, nein?
Och ja, het blijft moeilijk, als hedendaagse mens naar een
stille film kijken. Toegegeven, echt plezant is dat niet.
Elke keer als je daar staat met in de ene hand een ‘Metropolis’ en
in de andere hand een ‘There Will Be Blood’ (oké, oké:
‘Anchorman’!), is de verleiding groot om toch maar weer dat dvd’tje
in de lader te schuiven dat net iets vlotter wegkijkt. Met andere
woorden: wij leven met u mee. Máár, zo af en toe kan het toch geen
kwaad om even door te bijten en te gaan voor de meer uitdagende
optie. We hebben hier een hele special voor u – ja, speciaal voor ú
– voorbereid om het kaf van het koren te kunnen scheiden. U weet nu
dus wat écht de moeite is. En let me tell you, als je geen
zin hebt om een stuk of vijftien stille klassiekers uit te zitten,
en je vindt zo eentje al ruim voldoende, dan is ‘Sunrise’ een héél
mooie keuze – als u het tenminste niet erg vindt dat de film niet
al te gauw prijzen voor feminisme in ontvangst zal mogen nemen,
if ya know whu’m sayin’. Dit surrealistische melodrama
gaat vlot vooruit, verveelt – beloofd – geen seconde en laat je
achter met enkele adembenemende zwart-witplaatjes. Dit is pure
cinema: tegelijk diep menselijk en bigger than life – de
enorme decors werden speciaal voor deze film uit de grond gestampt
– en meer dan voldoende om u anderhalf uur lang het bestaan van
films met – wablief? – geluid helemaal te doen vergeten.
Het is tragisch dat net deze enorme productie – die zo graag
boven zichzelf wilde uitstijgen dat er geen kat kwam kijken – het
einde van de stille film moest inluiden, maar tegelijkertijd
hoopgevend dat een financieel debacle als dit uiteindelijk wist uit
te groeien tot een van de mijlpalen van het genre; een stille
triomf van de cinema.