Terwijl de meeste andere bands na twee decennia op hun lauweren beginnen rusten en het denk- en speelwerk aan de jonge garde overlaten, blijft Motorpsycho gestaag verder surfen op z’n veelkleurig vliegend tapijtje. Met z’n vijftiende studioalbum (en derde in minder dan twee jaar!) bewijst het trio dat die fameuze creativiteitsbron nog steeds niet opgedroogd is. Integendeel, Heavy Metal Fruit mikt hoog, heel hoog, en geraakt er nog mee weg ook.
Aanvankelijk wilde het niet echt lukken, maar de voorbij vijftien jaar is de Noorse band er steeds in geslaagd om zijn eigen niche in het muzieklandschap te creëren. Ze flirtten daarbij met de meest uiteenlopende genres, van westcoast psychedelia tot fusion, oermetal en country, maar het resultaat leverde steeds iets geheel eigens op. Een tiental jaar geleden, toen de band in zijn meest toegankelijke fase zat, zag het er even naar uit dat groter (en overzees) succes binnen handbereik lag, maar daar werd anders over beslist. Motorpsycho stuurde zichzelf iets meer naar de marge: Black Hole/Blank Canvas (2006), een onderschatte toevoeging aan hun oeuvre, mocht dan nog rotzooien met potige no nonsense-rock, Little Lucid Moments uit 2008 deed weinig toegevingen met tegendraadse, moeilijk doordringbare kolossen van songs.
Het gaat er al net zo pompeus en episch aan toe op Heavy Metal Fruit, al kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat deze plaat makkelijker en diverser is: veeleisend, maar vrij snel te vatten. Net als op Child Of The Future (2009) valt ook nu weer te horen dat drummer Kapstad helemaal niet meer beschouwd hoeft te worden als ’de nieuwe’ — die bekende Motorpsycho-chemie zit er in van de eerste noot tot de laatste. Op Heavy Metal Fruit wordt opnieuw gecommuniceerd op een manier die zelfs de echte, doorwinterde progfanaat aan het kwijlen brengt. Het grote verschil is dat Motorpsycho, in tegenstelling tot de meeste progbands, ook loos kan gaan. En dat herhaaldelijk doet op dit album. Gelukkig.
Zo trapt "Starhammer" het boeltje meteen af met een loodzware riff die evengoed van Jimmy Page had kunnen zijn. Blues, hardrock en psychedelica in de mixer en vervolgens in een saus van mellotron gegooid. Nu en dan heeft het ook iets van King Crimson ten tijde van Red, al is er hier meer ruimte voor fleurigheid. Na een viertal minuten belandt het trio immers bij een luchtig jamstuk dat nogmaals bevestigt dat gitarist Snah de Jerry Garcia van zijn generatie is, met fluïde solo’s die meanderen in een zone tussen jazz en rock, van McLaughlin tot Santana en de Peter Green van The End Of The Game. Achteloze snarenvirtuositeit. Maak echter niet de fout om hieruit af te leiden dat het hier enkel draait om endless noodling: ook compositorisch heeft de band alles uit de kast gehaald, alles werd in het werk gesteld om uit te pakken waar ze zo bedreven in zijn.
"X-3 (Knuckleheads In Space) / The Getaway Special" start met een elektro-akoestische variatie op AC/DC’s "Let There Be Rock", zwelt aan met zomerse harmonieën, krijgt plots af te rekenen met een Dave Edmunds-lick, glijdt naar een gierende solo om even voorbij de helft te belanden in een stuk elektrische jazz zoals Miles Davis die speelde op In A Silent Way en A Tribute To Jack Johnson. De Miles van dienst is Jaga Jazzist-trompettist Matthias Eick. In "The Bomb-Proof Roll And Beyond (For Annie Hassle)" kiest de band dan weer het pad van de majestueuze psychedelica, met een sound die doet denken aan Arthur Lee’s Love, harmonieën à la CSN&Y en een freak-out die de hersenen al helemaal aan de kook zal brengen.
De korte ballad "Close Your Eyes" is het fragiele, mooie niemendalletje van dienst, dat vooral functioneert als rustpunt, want de luisteraar krijgt immers nog twee songs te verwerken die samen een half uur het geduld op de proef stellen. "W.B.AT." start met een friemelend, tegen de free jazz aanschurkend stuk (denk aan Marc Ribot en Sonny Sharrock). Steeds intensifiërend geeft het uiteindelijk zijn ware aard vrij: het is een lompe riffrocker die met een been in de late sixties staat en het andere in de vroege seventies. Gelukkig zijn er weinig bands die met zo’n materiaal zulke onweerstaanbare dingen kunnen doen. Het is echter nog niets in vergelijking met afsluiter "Gullible’s Travails (Pt. I-IV)". Hier en daar wordt gewag gemaakt van ’het beste dat Motorpsycho ooit liet horen’, en het valt zeker te begrijpen waar dat vandaan komt. Toch vinden wij het een beetje bij de haren getrokken.
Het ís een spectaculair staaltje van hoogdravende prog-meets-jamrock, een beetje als barokke pop, maar dan op een symfonisch niveau, al heeft dat voor een stuk ook te maken met de muzikale inkleuringen. Die eerste zes minuten hadden ook op een eerdere plaat kunnen staan, maar dan wordt beslist om de deuren der perceptie helemaal open te gooien. Moeilijk of ontoegankelijk is het niet, maar het wel iets te langdradig naar onze zin. We hebben de band op een podium al vaker de grenzen van de welvoeglijke lengtes weten te overschrijden, al werkt dat daar doorgaans wel. Op plaat is "Gullible’s Travails" echter iets te veel van het goede (of ook: te weínig spankracht), alsof ze even de bullshit detector uit het oog verloren waren en opnieuw in de Hollandse wietdampen stonden. Tenzij u geen kwaad woord over de heren wil horen of gewoonweg houdt van een gezond karma, zal u vast beamen dat die zestig minuten ook vijftig hadden kunnen zijn. Zonder aan kwaliteit in te boeten.
Zorgt dat enigszins corpulente einde voor een domper op de feestvreugde? Zeker niet. Naar goede gewoonte legt de band z’n fans in de watten met een muzikale melange die voor de zoveelste keer getuigt van een gulle ideeënrijkdom en de drang om een eigen plaats te vinden in een steeds rijker wordende traditie. Heavy Metal Fruit is niet de plaat waar nieuwe zieltjes mee gewonnen worden. Het is wel de zoveelste die bewijst dat er, ondanks al die referenties, maar één Motorpsycho is. Hulde!