
Tzadik, 2010
Gregoriaanse muziek en Vlaamse polyfonie toonden al aan dat de stem
het meest dynamische en verfijnde instrument is dat ooit het
levenslicht zag. Niet iedereen mag dan misschien over eenzelfde
talent of timbre beschikken, onze vocale sonoriteit is van
onschatbare waarde geweest, van de vroegste uitingen (in een
rituele context) tot hedendaagse populaire of alternatieve muziek.
Mycale is John
Zorns eerste van twaalf (!) releases in 2010, en een verdoken
ode aan een fascinerende (en een significante menselijke)
eigenschap die nog steeds velen onder ons weet te beroeren. De
engelen zijn op aarde neergedaald.
Net zoals bij de albums van de Masada-reeks, is het Book of Angels
opnieuw het vertrekpunt, waarbij de artiest of groep in kwestie een
selectie van composities maakt en een eigen invulling geeft. Geen
schreeuwerige saxofonen, snoeihard gitaarwerk of helse percussie in
deze dertiende editie: alles wordt volledig uitgekleed en ontrafeld
tot slechts vier stemmen die zich in een meerstemmig geheel
verweven.
Wat direct opvalt, is de verschillende sfeer die bij elk van de elf
nummers gecreëerd wordt. Ondanks de sobere (geluids)invulling wordt
er keer op keer een ander spectrum belicht zonder in herhaling te
vallen. De oosterse motieven lenen zich uitstekend als een groot
lappendeken, waarop de vier dames sierlijk door de opgeklaarde
wolken zweven. ‘Uzziel’ start bescheiden, maar toont voor het eerst
een indringende rijkdom met een fantastische complementariteit van
stemmen.
Elke compositie is een geleidelijke opeenstapeling van stemtimbres
en melodische besluitvormingen, waarbij vooral de technische kunde
tot de verbeelding spreekt. Vooral de snel opeenvolgende tonen bij
‘Ahaha’ zijn best een indrukwekkend huzarenstukje! De overgang naar
een weemoedig intermezzo verloopt naadloos, om uiteindelijk te
eindigen met een vocale opbieding waarbij alle stemmen elkaar
versterken.
Mycale klinkt – in tegenstelling tot wat men misschien zou
verwachten – nooit oubollig of gedateerd. ‘Tehom’ draagt
bijvoorbeeld enkele eigentijdse kenmerken met zich mee, maar
combineert dit met een hemelse zuiverheid. Deze muziek opent deuren
naar een andere wereld van muziekbeleving… een plek die voor
velen onder ons nog volstrekt onbekend is. Zo keert ‘Moloch’ terug
naar de donkere krochten van de eerste muziekbeleving. Een magische
samensmelting van klankkleuren en een boeiende mimesis van wereldse
geluiden.
Het Joodse thuisland ligt op een belangrijke verbindingsas tussen
Afrika en Azië, en dat is bij momenten zelfs te horen in de muziek.
Het gezongen narratief bij ‘Balam’ toont een sterke Afrikaanse
invloed op vlak van stem- en klankgebruik. Anderzijds is ‘Melech’
dan weer in een onheilspellende sfeer ingebed, die een volledig
verschillende sfeer suggereert. De vele kleine melodische opstapjes
die bij een aandachtige luisterbeurt te onderscheiden zijn… een
intens genot!
‘Tarshish’ lijkt nog niet volledig opgeklaard bij aanvang, maar
ontwikkelt zich door een tempowisseling tot een interessant
experiment met tonen. Een dreigende versnelling afgewisseld met
momenten van aangename ontspanning; het is verbazingwekkend hoe je
met beperkte middelen zo veel kunt doen. Het bezwerende ‘Rumiel’ is
een zoveelste technisch hoogstandje: een uiterst complexe structuur
die eenvoudig tot leven wordt gebracht. Als vocale danseressen
bewegen de vier protagonistes zich op onnavolgbare wijze
vooruit.
Mycale geeft bij een eerste luisterbeurt misschien weinig prijs.
Sommigen zullen het misschien nooit volledig weten te appreciëren.
Niettemin is dit door het sobere karakter een gewaagde onderneming
die op alle vlakken de verbeelding tart. Er rest mij nog weinig te
zeggen buiten dit: een half uurtje magie.