



Het is weer allemaal naar de kloten in het land van de cinema.
Niet letterlijk – het kersverse filmjaar is immers stevig uit de
startblokken geschoten – maar de afgelopen maanden zagen we de
wereld wel, nog maar eens, meer dan één keer naar de digitale
verdoemenis gaan. We hadden nog maar net het stiekem best
entertainende, maar langdradige toppunt van Hollywoodbombast ‘2012’
achter de kiezen, of ze stonden daar al met de gitzwarte Cormac
McCarthy-adaptatie ‘The Road’ en nu, amper een week later, is het
alweer de beurt aan Denzel Washington en zijn hypercoole zonnebril
om door postapocalyptisch Amerika te trekken. Dat doet hij dan wel
met stijl in deze fijn gefotografeerde en gestileerde action
flick, maar toch is de futuristische western ‘The Book of Eli’
verre van een aanrader. Opdringerige christelijke thema’s en een
overdreven onnozele tweede akte zetten na een cool eerste halfuur
een domper op de feestvreugde. Heidenen blijven beter thuis.
Denzel Washington speelt dus Eli, een godvrezende krijger met
een missie, die om onduidelijke redenen naar het westen wenst te
trekken, en op zijn pad menig plunderaar en overvaller aan zijn
oversized fileermes rijgt. Op vrije momenten luistert de
man rustig naar zijn mp3 en eet hij kat-aan-het-spit – een
postapocalyptische delicatesse – maar wanneer hij zijn outfit
aantrekt en zich op de weg begeeft, is hij dodelijker dan een
pissige koningscobra. Op zijn doorreis passeert hij in het stadje
van Carnegie (Oldman), een sluwe bandiet die op zoek is naar een
boek. Dat boek is echter geen doordeweeks stationsromannetje, maar
een document dat moet dienen als machtig wapen om onderdanen te
kweken. Al snel komt aan het licht dat Eli dit boek in zijn bezit
blijkt te hebben. Carnegie gooit dan ook al zijn troeven –
inclusief de verrukkelijke Solara (Kunis) – in de strijd om Eli te
overtuigen om bij hem te blijven, maar al snel ontaardt de
zoektocht naar het boek in een bittere strijd vol geweld en
spectaculaire shoot-outs. Tussendoor mogen Tom Waits,
Malcolm “een B-film, en snel!” McDowell en Michael Gambon even hun
gezicht laten zien.
Het boek waarover al die herrie wordt gemaakt is – well
d’uh – de bijbel, het laatste exemplaar ter wereld nog wel.
Eli gelooft dat deze oude geschriften kunnen dienen om terug een
rechtschapen gemeenschap – liefst een zonder kannibalen – op te
bouwen. Carnegie wil iets gelijkaardigs doen, maar dan vooral om
zelf zoveel mogelijk macht naar zich toe te trekken. Het hoeft dus
niet te verbazen dat niet-gelovigen (en vooral ook niet-Amerikanen)
meermaals fronsend naar hun scherm zullen zitten kijken. Gary
Whitta probeert een nobele boodschap in zijn script te stoppen – al
dat geruzie over de interpretatie van de bijbel in het bijzonder en
het gekibbel van godsdiensten in het algemeen leidt ons alleen maar
af van de centrale christelijke boodschap, “wees goed voor uw
medemens” – maar bezondigt zich meer dan eens aan een veel te
serieuze voorstelling van religieuze hocus-pocus.
De onnoemelijk onnozele ontknoping – een die de born again
christians in de zaal ongetwijfeld bloedgeil naar huis zal
sturen – bevat trouwens enkele sappige details. De grote onthulling
(die ik hier overigens niet uit de doeken zal doen) spreekt al
boekdelen en de kans is groot dat ook u uw lach maar moeilijk zal
kunnen inhouden, maar het niet al te fijnzinnige detail dat mij het
meest in het oog sprong, was dat de nieuwe versie (don’t
ask) van de bijbel op een boekenrek tussen de thora en de
koran wordt geplaatst. Ongetwijfeld een onschuldige toevoeging met
de beste bedoelingen – er zijn nog andere godsdiensten, weet u wel
– maar daar wordt wel slinks mee gesuggereerd dat die boeken de
antwoorden niet konden bieden. De koran en de thora hadden ze nog
wel ergens liggen, maar om een nieuwe, rechtschapen maatschappij
uit de grond te stampen, hadden ze blijkbaar toch de bijbel nodig,
hoor. Hoe dat praktisch gezien overigens gaat, nieuwe
gemeenschappen opbouwen met de hulp van woorden uit een cultureel
belangrijk, maar eeuwenoud boek, daar mag u niet te veel over
nadenken.
Inhoudelijk gezien is ‘The Book of Eli’ dus geen vette en eerder
lachwekkend dan uitdagend. Gelukkig is er ook nog het visuele
aspect. De wereld waarin Eli als een ascetische warrior
monk rondwaart, ziet eruit als een viriele mix van
geweld(dad)ige B-films uit de jaren ’80 als ‘Mad Max’ en ‘Escape
From L.A.’, en schilderachtige spaghettiwesterns uit de jaren ’50.
Sergio Leone is nooit veraf (let op de verwijzingen) en ook de
vaste typetjes uit de gemiddelde John Ford – de loner, de
corrupte sherrif, de handlanger, etc – zijn volop aanwezig. Denzel
Washington blijft zelfs voor het grootste deel van de film een
man with no name, aangezien zijn naam hooguit twee keer
vermeld wordt in de hele film. Combineer dat met enkele erg coole
knokpartijen (een schitterend gefotografeerde vechtsequens onder
een brug en een hondsbrutaal gevecht in de saloon) en een
energieke, in één verbluffende, maar digitaal bewerkte
take opgenomen shoot-out in een verlaten huis, en
je hebt een geslaagde, clevere en cinefiele
neo-western.
De broertjes Hughes weten dus wel degelijk waar ze mee bezig
zijn. Het is alleen spijtig dat ze hier geen beter scenario krijgen
om mee te werken. Het donkere doemsfeertje en de volwassen toon van
het eerste halfuur maken al gauw plaats voor ridicule dialogen over
geloof en enkele even overbodige als ontgoochelende plotwendingen.
A propos: Denzel Washington twaalf keer in slow motion
naar de camera of van de camera weg laten marcheren, maakt hem niet
opeens nóg cooler, hoor. Die ene keer was ruim voldoende
badass. Enfin, ‘The Book of Eli’ blijft puur visueel
gezien interessant genoeg om je aandacht erbij te houden, maar na
afloop zal je de zaal toch vooral verlaten met het gevoel dat
iemand je goed liggen heeft gehad. Het is een degelijke film, die
heel goed had kunnen zijn en een religieus pamflet dat voor
hetzelfde geld een knallende actiefilm had kunnen wezen.
Uiteindelijk, who gives? Mila Kunis doet mee. Ik herhaal:
visueel gezien is ‘The Book of Eli’ zonder meer indrukwekkend.