
Eigen beheer, 2009
Naamsveranderingen: meestal zijn het schaamlapjes voor een gebrek
aan inspiratie van op sterven na dode bands. Niet zo bij Mr. Mama,
gebrand op vernieuwing hield de band zichzelf opnieuw boven de
doopvont. En niet zonder resultaat: als een stel bloedhonden zonder
muilkorf storten deze Limburgse geweldenaars zich met
doodsverachting in een nieuw muzikaal bestaan. En of ze gelijk
hebben, op het drielandenpunt tussen metal, noise en hardcore deelt
de band de ene uppercut na de andere uit. Braddock is de naam, u
zult het geweten hebben!
Of Mr. Mama toe was aan een wedergeboorte? Hun verschroeiende
split-cd met
Pablo Diablo deed vermoeden van niet, maar wie Braddock wild om
zich heen hoort slaan, zal snel anders piepen. Dat het qua
gekmakende intensiteit en ontembare agressie goed zat, bewees hun
7″ ep ‘Show Bunk Some Love’ al. Alsof Converge, The Jesus
Lizard en Oxbow aartsvijanden waren, in een veel te klein
repetitiekot gedropt werden en mekaar begonnen uit te benen…
zoiets. Wie het angstzweet al tussen de bilkaken voelt druipen bij
die omschrijving, hoeft echter niet te vrezen. In tegenstelling tot
dat ranzige bacchanaal van manische waanzin en bloeddoorlopen
chaos, klinkt ‘Buf’ een pak gedoseerder en trefzekerder. Met dank
aan producer Xavier Carion (Channel Zero).
Maar tegelijkertijd boet Braddock niks in aan compromisloos geweld.
De band is niet toevallig genoemd naar de Iers-Amerikaanse bokser
James W. Braddock. In tegenstelling tot de epische gevechten van
dit zwaargewicht, is ‘Buf’ echter geen vermoeiende uitputtingsslag.
De luisteraar in de eerste ronde tegen het canvas mokeren, dat
lijkt de missie te zijn. Luister maar naar de verpletterende tandem
‘Huuhkaja’-‘IWKYM’, een schuimbekkend een-tweetje van moordlustige
haat dat met loden grooves en retestrak drumwerk toch verrekt
opwindend klinkt.
Want dat is de grote kracht van Braddock. De band verzandt nergens
in richtingloos geraas en paart scherpte en precisie aan furieus
exorcisme. ‘Hogfucker’, ‘Cuss’ en ‘Burning House’: het zijn
kervende uithalen à la Shellac, maar dan met een bot en roestig
slagersmes in plaats van het scalpel van Steve Albini en co. In het
toepasselijk getitelde ‘Blast’ wordt aan dat hardcore-ijzer zelfs
nog een geoxideerde brok metaal gelast. Ergens in dat grimmige
grensgebied tussen de zompige metal van High On Fire en de
uitgebeende hardcore van The Jesus Lizard en Black Flag heeft
Braddock z’n stekje gevonden.
In die razende hate spree wordt subtiliteit natuurlijk grotendeels
over de kling gejaagd. Toch zijn het de songs die gas durven
terugnemen die het meest blijven hangen. Zo begint ‘Dog’ nog met
het kwijl aan de mondhoeken, maar de song toont genade op het eind
met een melodieuze gitaarpartij. Ook ‘Cadaver’ klinkt spannend en
vooral gevarieerd, waardoor de infernale finale des te harder
aankomt.
En dan is er nog het stemwerk van Guy Peters. Hij zet het Mike
Patton-gewijs op een gieren, kermen en gorgelen zonder gemaniëreerd
te klinken. De band reageert op z’n vocals als een briesende stier
op een rode lap, waardoor z’n interventies de instinctieve woede
van Braddock enkel aanwakkeren. Alleen het stukje parlando in
‘Bruce Springsteen’ had voor ons niet gehoeven.
Een half uurtje duurt ‘Buf’: zelden een Belgische band gehoord die
even kort van stof als van lont is. We gaan dan ook niet te veel
woorden vuil maken aan onze conclusie: Braddock brengt rauw en
eerlijk geweld vanuit de onderbuik en soms nog iets lager. Een
fluim in het gezicht van alle overbodig- en fijnzinnigheden.
Liefhebbers van de betere teringherrie weten wat hen te doen
staat!