50. eels: Daisies of the Galaxy (2000)
Mark Oliver Everett klinkt op deze plaat misschien een tikkeltje
vrolijker dan we van hem gewoon zijn, toch valt hij ook nu weer
grotendeels terug op vertrouwde thema’s als dood, ziekte en
vergankelijkheid. Ook slaagt hij er deze keer in zijn donkere,
cynische teksten te verpakken in arrangementen die lichtvoetiger
aandoen dan ooit tevoren. Getuige daarvan pareltjes als ‘Mr. E’s
Beautiful Blues’, ‘I Like Birds’, ‘Grace Kelly Blues’ en het
beklijvende ‘It’s a Motherfucker’. (ld)
49. Bob Dylan: Modern Times (2006)
Niet alles van Bob Dylan is heilig. Het meest is dat echter wel.
Dit jaar nog bracht the one and only liefst twee studioplaten uit.
Die waren helemaal niet onaardig, al heet het beste wat hij de
laatste tien jaar heeft gepresteerd ‘Modern Times’. Tien
ijzersterke songs, die er niet kwamen om verrassend uit de hoek te
komen maar gewoon om goed te zijn. Dylan klinkt helder, zijn vaste
band brengt de juiste noot op het juiste moment. Wat kan je meer
wensen? (kvv)
48. Damien Rice: O (2003)
Zijn professionele muzikale carrière ging van start als zanger van
Juniper (de band waar ook de in hun thuisland erg populaire Ierse
band Bell X1 uit is ontstaan), maar toch probeerde Damien Rice het
eerst nog als Italiaanse boer en door Europa toerende ‘busker’
vooraleer hij zijn eerste soloplaat in de strijd gooide. Het lange
wachten leverde wel een diamant van een plaat op vol rauwe doch
delicate folksongs, waaronder bijvoorbeeld het vooral door de film
‘Closer’ bekend geworden nummer ‘The Blower’s Daughter’.
(lve)
47. Okkervil River: The Stage Names (2007)
Voor al wie graag het spelletje ‘Zoek de popcultuurverwijzing!’
(Dreamworks-fans, bijvoorbeeld) speelt, is dit album een geweldige
speeltuin. Will Sheff graait zoals gewoonlijk in de grabbelton der
hoge en lage cultuur, maar distilleert daaruit wel een hoop
geweldige nummers. De band klinkt vrolijker dan ooit, de teksten
nog gevatter en de songs zijn van een continu en zeer hoog niveau.
Of dit album beter is dan hun zogenaamde klassieker ‘Black Sheep
Boy’ moet u vooral zelf uitmaken – maar het is een feit dat dit een
van de fijnste bands is die we in de noughties zagen opduiken.
(pc)
46. The Shins: Chutes Too Narrow (2003)
The Shins veroverden in 2004 onze hoofden, harten én heupen met de
complexloze en uiterst aanstekelijke gitaarpop op ‘Chutes Too
Narrow’. De lichtvoetigheid van de muziek vertaalde zich meer dan
eens in een schoorvoetende poging tot een dansje (ook al zijn we
daar op de redactie niet allemaal even sterk in). Elke plaat
die daarin slaagt, ook na zoveel jaar nog, hoort dus zonder twijfel
thuis in onze lijst. (bm)
45. U2: All That You Can’t Leave Behind
(2000)
‘We’re reapplying for the job of the best band in the world,’ aldus
U2 na de teleurstellende receptie van ‘Pop’. Met ‘All That You
Can’t Leave Behind’ hadden ze alvast een cv bij de hand dat beslist
indruk zou maken bij iedere werkgever. De Ieren lieten de dansvloer
opnieuw voor wat hij was en maakten hun terugkeer naar de pure
poprock, het genre waarmee ze ooit in de eerste plaats wereldfaam
verworven hadden. Dat de groep op dat gebied nog altijd onklopbaar
was, werd al gauw duidelijk. Singles als ‘Walk On’, ‘Stuck In A
Moment You Can’t Get Out Of’ (voor Bono’s overleden vriend,
INXS-frontman Michael Hutchence) en ‘Beautiful Day’ scheerden
terecht hoge toppen in de charts, maar zijn in feite slechts enkele
elementen van een prachtig album dat van begin tot einde bewijst
dat vlotte popsongs niet per definitie lege producties hoeven te
zijn. (lve)
44. The Knife: Silent Shout (2006)
Kom kom kom, laten we elkaar geen mietje noemen: wij waren óók bang
toen wij voor de eerste keer naar ‘Silent Shout’ luisterden, het
gitzwarte meesterwerk van het veel te vroeg ter ziele gegane, maar
gelukkig in Fever Ray voortlevende technoduo The Knife. De Zweden –
broer en zus – weven met klank een donker geluidstapijt en doen de
haartjes op je nek al na seconden overeind staan. Dit is wat men
noemt een Klassieker met de allergrootste K – de K van The Knife.
Boo-ya! (vvp)
43. Arctic Monkeys: Favourite Worst Nightmare
(2007)
Oké, de eerste cd van de poolaapjes dankte haar succes in niet
geringe mate aan de mediahype, maar met deze opvolger bewijzen de
Sheffield Four dat hun groep wel eens een blijver zou kunnen zijn.
Op dit album staan vooral rocksongs met messcherpe gitaren, strakke
drums en bijtende vocalen (nog steeds hét handelsmerk van de
groep), maar ook een aantal verrassende (en verrassend goede)
ballads die de laatste twijfelaars over de streep trekken.
(ld)
42. Mark Lanegan: Bubblegum (2004)
Lanegan stond al eens in deze top met Isobel Campbell, zijn
solowerk was de voorbije tien jaar nog iets straffer. Vooral zijn
laatste soloplaat ‘Bubblegum’ maakte indruk, niet alleen door de
mooie lijst van medewerkers maar vooral door het ijzersterke geheel
dat de plaat was geworden. Denk aan ‘Methamphetamine Blues’,
‘Sideways In Reverse’ of ‘Morning Glory Wine’. Says enough.
(kvv)
41. The Microphones: The Glow Pt. 2 (2001)
Met ‘The Glow Pt. 2’ creëerde Phil Elvrum, enig (vast) lid van The
Microphones, een tijdloos universum waar folk, postrock en noise
elkaar vinden. Het is die krachtige tijdloosheid van zowel de
muziek als van de onderwerpen, die van ‘The Glow Pt. 2′ zo’n sterke
plaat maakt: het album werkte toen, klinkt nu nog altijd geweldig
en zal ook later niets aan kracht inboeten. Op een bepaalde manier
heeft het album dezelfde macht als oude blues of vroege folk: de
krakende, schurende en rammelende muziek slaagt erin – zelfs jaren
later – steeds opnieuw kippenvel op de armen te toveren. Daarom
solliciteert ‘The Glow Pt. 2’ nu al voor een plaats bij de beste
albums van de 21e eeuw. (kg)