Een ijzersterke productiviteit/kwaliteit-ratio, het is één van de
kenmerken die de groten van de kneusjes onderscheidt. Neem nu Jason
Molina en Will Johnson, twee rasartiesten die sneller songs
schrijven dan hun schaduw, maar ‘middelmatigheid’ niet in hun
woordenboek hebben staan. Als dergelijke veelschrijvers tien dagen
samen bivakkeren, is een plaat dan ook zo goed als onvermijdelijk.
En zo geschiedde, ‘Molina & Johnson’ is een wrang, maar
bloedmooi eindejaarscadeau waarmee de twee woestijnwolven uw
kerstlichtjes spookachtig zullen doen flikkeren.
Naast ambachtelijke barden zijn Jason Molina en Will Johnson
natuurlijk ook twee melancholici pur sang. Maar u hoeft niet te
vrezen voor een uurtje in zelfbeklag gedoopte kringrukkerij. De
twee snarenplukkers zijn geen klaagzieke treurwilgen die hun kruin
meewarig schudden, maar vertolkers van oprechte emoties die recht
naar het hart gaan. Bovendien voelen en vullen ze elkaar perfect
aan. Op deze plaat lijken ze wel een Siamese tweeling die van
elkaar gescheiden zijn, maar nog steeds een bijna telepathische
verwantschap vertonen.
Die muzikale verbintenis resulteert in een avondschemerige plaat,
waarbij de duisternis langs de toonladders naar beneden komt
gekropen. Als zwervers struinen de schaars aangeklede songs door
het van eenzaamheid en tristesse doordrongen universum van Johnson
en Molina. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de plaat meer
gelijkenissen vertoont met de intrieste country noir van die
laatste dan met het fuzzy gitaarwerk van Centro-Matic.
Luister maar naar de spookachtig mooie dialoog tussen Johnson en
Sarah Jaffe in ‘All Gone, All Gone’. Ook ‘Twenty Cycles To The
Ground’, ‘Each Star Marks A Day’ en ‘All Falls Together’ zijn in
weemoed gesopte lamentaties vol schimmige pianoklanken en huilende
gitaren. En dan hebben we het nog niet over ‘Almost Let You in’
gehad, een met geronnen bloed van gebroken harten bespatte parel
waarin Molina en Johnson samen een kras in uw ziel trekken.
Ook op deze plaat boeten de songs van deze tandem dus niet aan
kwaliteit in, hoewel ‘Molina and Johnson’ nergens de som der delen
overstijgt. Dat de nummers niet tot hun allerbeste werk behoren, is
dan ook spijkers op laag water zoeken. De lengte van de plaat is
een groter probleem. Het album duurt namelijk een track of vier te
lang, waardoor langgerekte songs als ‘Lenore’s Lullaby’ en ‘What
You Reckon, What You Breathe’ aardig gaan vervelen. Denk aan een
behaaglijk warm bad waarin je een kwartier te lang zit te weken,
met een vervagende impact tot gevolg.
Maar met een sporadisch gebruik van de skiptoets blijft de langzaam
ontvouwende pracht van dit album toch lang nazinderen. En per
luisterbeurt ga je ook het ongedwongen en pure karakter van ‘Molina
and Johnson’ steeds meer appreciëren. Geen overbodige poespas,
nodeloos gerekte studiotijd of eindeloos gepolijst: samenkomen,
opnemen en op plaat pleuren. Het is het ethos van de echte
rasmuzikant, een credo dat in de indiescene jammer genoeg een
curiosum is geworden.
Molina en Johnson spelen het opnieuw klaar. Met respectievelijk
Songs: Ohia/The
Magnolia Electric Co. en Centro-Matic/South San
Gabriel ontlokten deze introverte songsmeden al menige
beklijvende melodie aan onze innerlijke snaren, maar ook deze keer
is het van dattum. ‘Molina & Johnson’ is geen magnum opus, maar
alweer een fraaie plaat die een uitstekende metgezel is voor deze
vroege valavonden. Nog op zoek naar een plaat om uw handen aan te
warmen? Look no further!