Twee jaar geleden overrompelde Baroness uit het niets met de zware orkaan The Red Album. Op het tweede album Blue Record gaat de storm soms liggen en maakt plaats voor een aangename frisse bries.
Sinds The Red Album hebben Mastodon en High On Fire er een zichtbare concurrent bij. Veel recensenten en een behoorlijk breed publiek lagen dan ook aan de voeten van het ambitieuze viertal uit Savannah. De meer dan verfrissende metal, gemaakt uit gelijke delen southern rock, gebalde sludge en technisch gitaarspel, bracht ook veel concertgangers in vervoering. Zo herinneren de alerte muziekfans zich zeker nog de gesmaakte passages in de Brusselse Recyclart, Trix en natuurlijk op het Roadburn-feest.
Ook op Blue Record ligt het swinggehalte opnieuw hoog. "The Sweetest Curse" schiet soepeler en leniger dan Kim Gevaert uit de startblokken, met drummer Allen Bickle als ideale conditietrainer. Het brommende gitaargeluid, de krachtige samenzang en übercatchy solo tijdens deze vier minuten durende muzikale sprint herinneren de sludge-fan meteen aan het beste van de vroege Mastodon en Torche. "Jake Leg" vertoont naast de typische sludge van The Red Album ook raakvlakken met andere artiesten: het onnavolgbare en inventieve gitaarspel is pure Mastodon, de trage jams doen de fans zweven op zijn Kyuss en het straffe ritmische spel van Bickle doet opnieuw aan Torche denken.
"A Horse Called Golgatha" is het neusje van de zalm wat snelheid en originaliteit betreft: gaande van hysterie — waarbij ook Mastodons Brent Hinds en Bill Kelliher mogelijk hun wenkbrauwen zullen fronsen — over een melodieuze hook op basis van catchy samenzang tot akoestisch gepingel ontaardt het nummer in een headbangbaar uptempo stuk.
De orkaan Baroness gaat ook af en toe liggen, met dank aan de controle van John Congleton. De producer die onder meer albums van The Polyphonic Spree, Pink Mountaintops en Black Mountains In The Future een eigen geluid meegaf, slaagde erin met de vier Savannah-rockers een heerlijk warm en akoestisch nummer, een Fleet Foxes-nummer met ballen ("Steel That Sleeps The Eye") of een intens southern rock-sfeermoment ("Ogeechee Hymnal") op te nemen.
Aan Blue Record is ook te horen dat het vuur van de southern (stoner-) rock nog steeds in de vier woestelingen brandt. "Swollen and Halo" zweeft tussen Kyuss en Mastodon, dankzij de combinatie van vurige passie en het duizelingwekkend snelle gitaarwerk. Alleen mochten de oerkreten die hier de harmonieuze samenzang brutaal uit de weg ruimen achterwege gelaten worden. "O’er Hell And Hide" straalt aanvankelijk akoestische rust uit, maar ontaardt in een gelaagd stukje progressieve sludge waarbij de verwoestende drums van Allen Bickle en de onheilspellende voice-over het meest in het oog springen.
"The Gnashing" is het moeilijkste nummer om te doorgronden: tegenover de akoestische gitaar van de country-inleiding ("Blackpowder Orchard") komen een tegendraadse Led Zeppelin-achtige riff en een snauwende John Baizley aanzetten. Als een koppige stier beukt het nummer door tot de relaxte solootjes in "Bullhead’s Lament" de luisteraar rustig op adem laten komen. Na een marathon van bijna vijfenveertig minuten zijn de orders van Baizley duidelijk: voor Blue Record is — op een paar rustpunten na — een stevige conditie vereist. Hou die hyperventilatiezakjes maar al klaar!