Dat Andrew Bird een boontje heeft voor België valt nauwelijks te ontkennen. Dinsdag stond de multi-instrumentalist uit Chicago voor de vierde keer dit jaar op Belgische planken. Daar deed hij meer dan ooit zijn eigen ding.
Net als zijn landgenoot Joseph Arthur is Bird een beetje van een muzikale Einzelgänger. Solo komt hij het best uit de verf. Bij zijn vorige passage, in het Koninklijk Circus, stond de band er in het beste geval bij voor spek en bonen en meestal stonden ze ronduit in de weg. Nee, geef Bird zijn viool, glockenspiel, gitaar en een paar vierkante meter artistieke vrijheid en hij vindt ter plaatse zichzelf en zijn ganse back catalogue opnieuw uit. Uiteraard zingt elke vogel zoals hij gebekt is, dus in tegenstelling tot Arthur schotelt Bird ons geen lappendekens van gitaren en schizofrene stemmen voor. Hij tovert een verendek van vioolklanken te voorschijn en fluit er melodietjes doorheen die zich verbazend snel in je muzikale geheugen nestelen.
Iets na negen stapt Andrew Bird — netjes in het pak — het podium op en steekt meteen van wal. De intro klinkt als een ingebeeld kussengevecht tussen verschillende vioolpartijen en gaat na enkele minuten naadloos over in “The Water Jet Cilice”. Deze opener geeft Andrew meteen de tijd om de muzikale muren in je hoofd te slopen — en zijn schoenen uit te spelen. Het geeft ook aan dat Bird niet van plan is de makkelijkste weg te kiezen. Die kronkelende weg leidt ons bijvoorbeeld nog tot bij “Headsoak”, ook al een song uit lang vervlogen Bowl of Fire-tijden.
Al passen deze oude vehikels Bird gegoten, als waren het een paar oude pantoffels. Een languitgesponnen “Why?” neigt zelfs naar cabaret, zo intens leeft Bird zich in. Als een Herman Van Veen op speed, die duchtig op zoek gaat naar oude schetsboeken op zijn muzikale zolder en over die erfenis vette strepen viool schildert, haalt Bird ook “Sweetbreads” vanonder het stof uit. “Sweetbreads” is de embryonale versie van wat op magnum opus Armchair Apocrypha tot “Darkmatter” zou uitgroeien. Het overgrote deel van het publiek houdt dan echter al de adem in. Behalve voor de die hard fan, is er tot op dat moment nog weinig bekend materiaal de revue gepasseerd. Even vrezen we dat iemand “Banking on a myth” roept en Bird op Andy Kaufmansiaanse wijze “The Great Gatsby” zal voorlezen.
Een aan ADHD-lijdend “A Nervous Tic Motion Of The Head To The Left” raakt duidelijk wel een geklemde zenuw in het publiek. Als bastaardzoon van David Byrne en John Cleese schokt Bird heen en weer alsof een stevige stoot 220V door zijn lijft wordt gepompt. En het publiek, dat knikt goedkeurend. Kunst met de grote K, muziek met de grote M, Andrew met een capital A. Meer van dat.
Ook Bird vindt het dan hoog tijd om uit zijn nieuwste plaat te grabbelen. Noble Beast is Birds derde solo-ei en u vindt de plaat allicht in menig eindejaarslijstje terug. Iets toegankelijker dan de vorige twee, moet Birds jongste telg voor de grote doorbraak zorgen. Toegankelijk mag u tussen grote aanhalingstekens plaatsen natuurlijk. Wie rijmverzen als “From proto-Sanskrit Minoans to porto-centric Lisboans, Greek Cypriots and Hobis-hots who hang around the ports a lot” in zijn nummers verweeft, zal allicht lang wachten op een Ultra Top 30-plaatsje. “Tenuousness”, de song waaruit we dit stukje poëzie putten, wordt op een drafje doorploegd. Toch kunnen we ons verwarmen aan een ingetogen versie van “Natural Disaster”, een wel heel kort “Oh No” en een verbazend stevig — “It’s Time For Some Tuesdaynight Rock ‘n’ roll” — “Fitz and dizzyspells”.
Net voor SABAM als Spanish Inquisition ten tonele verschijnt, gaat “The Capital I-song” ter ere van veertig jaar Sesamstraat naadloos over in “Imitosis”, een van de meest catchy songs ooit over aseksuele voortplanting. Een verademing in wat een tot dan toe moeilijke set is. Wie denkt dat de keet dan eindelijk onder stoom zal komen, komt echter bedrogen uit. Dat voorprogramma Jesca Scoop dan al op het podium verschijnt, doet immers vermoeden dat het geen al te late avond wordt. Samen brengen de twee een nieuwe song “Lusitania”. Wat ons betreft een blijvertje, maar met Bird weet je natuurlijk nooit of we die op een of andere plaat terugzien. Iedereen kijkt ondertussen reikhalzend uit naar bisnummer par excellence “Fake Palindromes”, maar met Dylan-cover “Oh Sister” en een zoveelste Bowl of Fire-nummer “Some of these days”, blijven we wat op onze honger zitten.
Andrew Bird leeft in een muzikale wereld die enkel door Tim Burton in kaart zou kunnen worden gebracht. Het is een wereld die bulkt van de fantastische muzikale prentkaarten. Glooiende landschappen met stevige kuitenbijters en heel veel vals plat. Bird ging dinsdag net iets te veel zijn eigen weg en vergat nu en dan een rustmoment in te bouwen en even te gaan zitten op een bankje van herkenbaarheid. Daardoor verloor hij als gids een deel van zijn groep zowat halverwege tussen brilliante pop en eigenzinnig amusement.