Is het een ramp dat het intussen al drie jaar stil is rond Soledad Brothers, dat met zijn southern rock toch een heel aparte draai aan het garagerockgenre wist te geven? Op zich wel natuurlijk, maar toch weer net iets minder wanneer het lange wachten te wijten is aan het feit dat Soledad Brothers’ creatiefste groepslid Oliver Henry — gitarist én saxofonist — een soloplaat heeft opgenomen.
Wat valt er te verwachten van Brian Olive, wetende dat Soledad Brothers sowieso al niet het meest typische garagecombo was? En dat Henry niet alleen met een gitaar en een saxofoon, maar eveneens met verschillende blaasinstrumenten en zelfs een orgel overweg kan? In het ergste geval een flauw afkooksel van het op zich al vrij originele Soledad Brothers en in het beste geval een plaat waarmee Henry zijn eigen registers opentrekt.
Dat Henry voor de tweede optie heeft gekozen, maakt hij meteen duidelijk met "Ida Red". Enerzijds heeft de song een frissere, minder logge melodie dan een gemiddeld Soledad Brothers-nummer, en anderzijds laat ze een zachter zingende Henry horen. Een nummer als "The Day Is Coming (Sainte-Marie’s Dream)" maakt duidelijk wat de bedoeling van een dergelijke aanpak is: met behulp van blazers gaat Henry reeds van bij het begin een meer psychedelische richting uit, en het lichte stemgeluid helpt hem om het goedje met glamrock en jazz te mengen. Deze stijl komt al heel snel tot een hoogtepunt in "Echoing Light", dat met een tamboerijnachtig belletjesinstrument en een ongedwongen sixties liedjesstijl een vette knipoog naar Van Morrisons Astral Weeks inhoudt.
Dergelijke klanken kunnen op zich al een heuse basis vormen om een plaat op te bouwen, maar dat is buiten Henry’s apathie voor gemakzucht gerekend. Met "Stealin’" gaat hij nog meer op in zijn jazzy alter ego; ware het niet dat hij het dreigende ritme heel strak beteugelt met zijn witte negerstem, wat voor een bevreemdend contrast zorgt. Met "Jubilee Line" pakt hij een tweede keer met een dergelijke krachttoer uit, wat bewijst dat een liedje als "Stealin’" meer dan toeval is en mogelijk zelfs een eigen stijl kan inluiden.
Dat er op Brian Olive nog heel weinig plaats overblijft voor de garagerock van Soledad Brothers, is halverwege het album zonneklaar. Met het sfeervolle Crowded House-achtige "Killing Stone" tast Henry nog heel even het rustige rockgenre af alvorens naar het einde van het plaatje toe helemaal de bevreemdende toer op te gaan met nummers als "See Me Mariona" en "High Low". In "High Low" overheerst bijvoorbeeld het geluid van een saxofoon en een tamtam, waaraan Henry zijn eigen stem ondergeschikt heeft gemaakt. In "See Me Mariona" — uiteraard een woordspeling op marihuana — herhaalt hij dat trucje nog eens, nu met een psychedelische vrouwenstem.
Het gevolg van zoveel fantasierijke hersenkronkels is dat Brian Olive — ondanks het rustige karakter van het project — echt geen gemakkelijk voer is. Ofschoon Henry het luide gitaarwerk van The Greenhornes en Soledad Brothers heeft ingeruild voor het implosievere Brian Olive, is zijn nieuwste groep namelijk minstens evenveel rock-’n-roll als zijn vorige, nadrukkelijkere rock-’n-roll-bands. Klagen is bijgevolg haast uitgesloten, al kijken wij wel uit naar hoe Henry zijn experimentele ideeën op een eventuele volgende plaat nog strakker zal weten te verpakken.