Zaterdagavond, alwéér voetbal op televisie, en dan nog wel de – nou
ja – trots van onze natie. Wij waren dus maar al te blij het huis
en de verongelijkte commentaren van een voetbalminnende vader te
kunnen ontvluchten om te genieten van ‘Songs for Swinging Lovers’,
zoals de heer Steven Patrick Morrissey zijn show zelf aankondigde.
Maar eerst moesten we ons door het voorprogramma worstelen, en
Morrissey kennende is dat niet altijd een even eenvoudige opdracht.
In zijn kielzog had hij, net als bij zijn vorige doortocht in
België, Doll & the Kicks mee en ook deze keer
had leadzangeres Hannah Scanlon de verkleedtrommel duchtig overhoop
gehaald om zich in haar mooiste korset – luipaardonderbroekje
incluis – te hijsen. Als een porseleinen pop huppelde ze speels
over het podium, maar het geluid dat ze uit haar strot haalde,
klonk heel wat minder poeslief. Een mengelmoes van het stemgeweld
van Blondie en Kate Bush, ondersteund door wat catchy gitaarriffs,
en een aantal best wel aardige nummers. Helaas ook niet meer dan
dat; de songs waren veelal onderling inwisselbaar, haar stem
balanceerde bij momenten op het randje van nasaal en ook de naïeve
poppetjespose begon al snel te vervelen. Doll & the Kicks heeft
dan ook geen potten gebroken.
Over naar het hoofdgerecht van de avond dus, al mochten we voor
Morrissey het podium betrad eerst nog genieten van
een introductie tot zijn persoonlijke helden, met fragmenten van
onder meer T.Rex’ Mark Bolan en de New York Dolls – met frontman
David Johansen, waarover Moz zingt in zijn meer dan genietbare
cover van Bowies ‘Drive-in Saturday’. Het enthousiasme in Vorst
Club laaide hoog op toen de eerste tonen van ‘This Charming Man’
weerklonken, en temperde amper toen bleek dat Morrissey zelf net
iets minder gedreven de bühne innam. Een nochtans verder niet
onaardige versie van de Smiths-klassieker, afgelost door ‘Black
Cloud’ en ‘When Last I Spoke To Carol’ werden gebracht als ware het
een verplicht nummertje, waarbij Morrissey af en toe verveeld de
microfoondraad als lasso bespeelde, meermaals door zijn al lang
niet meer zo weelderige haardos streek en zelfs af en toe
ongegeneerd zijn broek optrok. De man is duidelijk vermoeid door
zijn misschien wel net iets te drukke tourschema – hij doet voor de
tweede keer in een klein half jaar ons land aan – en zelfs zonder
hotdoggeur of rondvliegende bierblikjes leek het alsof hij elk
moment weer doodleuk van het podium zou kunnen wandelen.
Gelukkig staan veel van Morrissey’s nummers ook muzikaal en vooral
tekstueel sterk in hun schoenen zonder zijn begeleidend melodrama –
zie aangename verrassing ‘Cemetry Gates’ of dito weerzien ‘Ask’.
Een eerste echte hoogtepunt kwam er echter pas met ‘Irish Blood,
English Heart’, waarbij het plots leek of Morrissey zijn eerste
adem eindelijk gevonden had; begeleid door bijna dreigend sprekende
wenkbrauwen orakelde hij tegen de Union Jack, hoewel hij later
tussen twee nummers door durfde beweren niet in politiek
geïnteresseerd te zijn. Het was dan ook niet alleen aan de nummers
zelf te merken dat Morrissey er plots weer plezier in had, maar
eveneens aan zijn karakteristieke bindteksten, getuige de anekdote
over buurvrouw Marianne Faithful in Hotel Amigo, waarin hij voor de
zoveelste keer speelde met zijn aseksuele imago. Ook in ‘Death At
One’s Elbow’ toonde Morrissey zich een geboren entertainer, en met
die ene schijnwerper op hem gericht leek hij wel een nieuwe Messias
– maar dan stijlvoller gekleed.
‘First of the Gang to Die’ kreeg het neuriënde publiek volledig
mee, en lijkt stilaan voor Morrissey het ultieme meezinganthem te
worden, zoals ‘There Is a Light That Never Goes Out’ dat al was
voor The Smiths en ook de rest van de set ging Morrissey op
hetzelfde elan verder. ‘The World is Full of Crashing Bores’, hét
ultieme tegenbewijs voor zijn zogenaamde apolitieke karakter –
“educated criminals, work within the law” – werd vol overgave
gebracht, bij momenten zelfs gekreund en kort daarop volgde de
absolute climax van de show met een demonisch ‘How Soon is Now’.
Hier werd bovendien duidelijk dat er naast Morrissey’s ego op het
podium ook nog plaats was voor de genialiteit van de muzikanten,
die in hun identieke witte hemdjes eerst wat naar de achtergrond
verdreven werden, maar hier uit hun keurslijf konden breken, met
een pluim voor de drummer die in een schitterende solo toonde ook
de gong uitstekend te beheersen.
Het concert begon dan wel op een matig tempo, met een verveelde of
vermoeide Morrissey, maar algauw kreeg hij dan toch de smaak te
pakken en werd het ritme van de show – en dat van de bijtende
bindteksten – fors opgedreven. De set werd afgesloten met het op
zijn lijf geschreven ‘I’m OK By Myself ‘, dat eindigde in een
indrukwekkende gitaarsolo. Als je daarna als bis ook nog eens
‘Something Is Squeezing My Skull’ voorgeschoteld krijgt en de
stukken van zijn hemd je om de oren vliegen, kan geen mens er spijt
van hebben deze show te hebben verkozen boven een avondje voetbal.
Al is Qatar bij deze gewaarschuwd.
Meer afbeeldingen Morrissey