Regie : Roland Emmerich
Scenario : Roland Emmerich, Harald Kloser
Met : John Cusack, Chiwetel Ejiofor, Amanda Peet, Danny Glover,
Oliver Platt, Thandie Newton e.a.
Oefening baart kunst. Nadat Roland Emmerich al twee keer eerder
de wereld vernielde, eerst in ‘Independence Day’ en daarna in ‘The
Day After Tomorrow’, keert hij nog één keer terug naar het genre
dat van hem een a-list regisseur maakte (Emmerich heeft al beloofd
dat hij hierna geen rampenfilms meer zal draaien). En omdat het dan
toch de laatste is, wou hij het meteen grondig aanpakken: ‘2012’ is
een meer dan 150 minuten durend end of the
world-extravaganza dat afgeladen vol zit met aardbevingen,
explosies, tsunamis en clichés, gepresenteerd op zo’n giganteske
schaal dat zelfs de vernielzuchtige aliens uit ‘ID4’ zich zouden
afvragen of de regisseur er nu niet een heel klein beetje over
gaat.
Net als in ‘The Day After Tomorrow’ probeert Emmerich zijn
doemsdag-scenario du jour te motiveren met wat
pseudo-wetenschappelijke mumbo jumbo. Adrian Helmsley
(Chiwetel Ejiofor), een nobele astrofysigeoloog (of zoiets – hij is
in ieder geval lang naar school geweest), komt er anno 2009 achter
dat de kern van de aarde alarmerend snel opwarmt. Tegen 2012 zal
dat resulteren in een nieuwe continentenverschuiving: de aardkorst
zal openbreken, alle vulkanen ter wereld zullen actiever worden dan
ooit tevoren, en eens we dat hebben gehad, zal een groot deel van
het resterende land overspoeld worden door tsunami’s. Dikke shit,
dus. De wereldregeringen, uiteraard geleid door de Amerikaanse
president (een lispelende Danny Glover), weten in de resterende
drie jaar tijd een noodplan uit te dokteren waarmee ze zo’n half
miljoen mensen zullen kunnen redden en het voortbestaan van de
menselijke soort kunnen garanderen. Alle anderen hebben pech. Cut
naar 2012: John Cusack speelt Jackson Curtis, een schrijver die
gescheiden is van zijn vrouw Kate (Amanda Peet) en een moeizame
relatie onderhoudt met zijn twee (uiteraard o zo schattige)
bloedjes van kinderen. Zij zijn het generische gezin wiens
hysterische lotgevallen we volgen zodra moeder aarde van haar oren
begint te maken.
Klinkt dat allemaal niet grotendeels hetzelfde als ‘The Day
After Tomorrow’?, zie ik u zich afvragen, een gepijnigde blik van
vertwijfeling op het gelaat. Het antwoord: pretty much. We
volgen een ander doorsnee-gezinnetje dat van de apocalyps handig
gebruikt maakt om onderlinge ruzies bij te leggen (quizvraag:
zullen Jackson en Kate aan het einde van de film weer in elkaars
armen vallen, ja of nee?) en in plaats van een gigantisch
sneeuwlandschap te worden, verandert de aarde ditmaal eerst in een
vuurmassa en daarna in een ‘Waterworld’-achtige oceaan. Maar in
opzet is dit exact dezelfde film opnieuw. Het is dezelfde formule,
ingevuld met andere variabelen. Het geluk dat Emmerich heeft, is
dat hij zich voornamelijk richt op een doelpubliek van 12- tot
18-jarigen. Voor hen is ‘The Day After Tomorrow’, uitgebracht in
2004, een oude film die ze in de meeste gevallen nooit in de
bioscoop hebben gezien. Het doelpubliek vernieuwt zichzelf op die
leeftijd erg snel, zodat Emmerich en soortgenoten om de zoveel jaar
met een gerust hart de wereld kunnen opblazen alsof het de eerste
keer is.
En het moet gezegd: het einde der dagen heeft er zelden
spectaculairder uitgezien dan hier. Tijdens het eerste half uur
levert Emmerich een obligaat aanvoelende set-up, waarin
wetenschappers elkaar bedenkelijk aankijken en onheilspellende
muziek ons moet duidelijk maken dat het er binnenkort gaat stuiven.
De regisseur haast zich door deze vroege scènes heen om zich daarna
maar liefst twee uur lang te kunnen laten gaan met een ware orgie
aan speciale effecten. Eigenlijk wordt de film vanaf dat punt één
lange actiescène, met hier en daar een kort rustpunt dat je
nauwelijks toelaat om naar adem te happen. Het Vaticaan stort neer
op de biddende massa, het Witte Huis krijgt zowaar een
vliegdekschip op z’n kop en zelfs het Himalayagebergte loopt onder
water. Emmerich, waarschijnlijk de regisseur met de hoogste
body count aller tijden (al drie keer heeft hij de
wereldbevolking gedecimeerd, drié zeg ik u!), gaat helemaal loos,
en hoewel hij natuurlijk een derivatieve broodfilmer is (op een
origineel idee heb ik hem vooralsnog niet kunnen betrappen), heeft
hij net talent genoeg om dat soort over the top-actie op z’n minst
overzichtelijk in beeld te brengen. De effecten zijn indrukwekkend
en in tegenstelling tot collega-megalomaan Michael Bay, hanteert
Emmerich een camera- en montagestijl die je toelaten om te
begrijpen wat er gebeurt en met wie.
Helaas komt hetgeen er gebeurt grotendeels neer op een
beschamende resem clichés en melige gemeenplaatsen, die al niet
meer vers waren toen berucht producent Irwin Allen in de jaren
zeventig de rampenfilm hielp uitvinden. Zo is het in ‘2012’ perfect
mogelijk om met een auto een aardbeving voor te blijven, kan een
plastisch chirurg die ooit een paar uur in een éénmotorig
vliegtuigje heeft gezeten zonder problemen voor copiloot spelen op
een groot vrachtvliegtuig, krijgen we niet één, niet twee, maar wel
drié tranerige telefoontjes tussen hoofdpersonages en hun spoedig
te verscheiden familieleden, blijken vulkanen netjes te wachten met
uitbarsten tot na een dergelijk telefoontje, blijven gsm’s
voorbeeldig werken, zelfs na de totale vernieling van de aarde,
overleven schattige hondjes zelfs de grootste natuurrampen, wordt
een uit elkaar vallend gezin weer bij elkaar gebracht door de
crisis en duikt, nét wanneer je denkt dat alles verloren is, onze
held toch weer op uit een ravijn. (Oké, dat was de opsomming, u mag
weer ademen.) Er is nauwelijks een cliché dat er niet in zit, en
tussen de bedrijven door krijgen we er ook nog eens met de
voorhamer een moraliserend boodschapje ingetimmerd: blijkt immers
dat rijkelui die er een miljard euro per persoon voor veil hadden,
hun plaatsje op één van de reddende arken konden kopen. ‘En hoe zit
het dan met de arbeiders die de arken gebouwd hebben?,’ vraagt
Chiwetel Ejiofor verontwaardigd, omdat hij het geweten van de film
vertegenwoordigt. ‘Waarom is een miljardair meer waard dan een
gewone man van de straat?’ Aan het einde van de film is hij het dan
ook die de typische “samen staan we sterk”-speech mag afsteken:
“The moment we stop caring for each other, that’s when we lose
our humanity!” Dat is dan genoteerd.
De cast probeert zich zo goed en zo kwaad als het kan te
behelpen met de schabouwelijke dialogen, die allemaal klinken als
one liners, bestemd voor de trailer. De makers van dit soort films
kunnen met genoeg geld smijten om steevast gereputeerde acteurs te
strikken (Cusack, Glover, maar ook karakterkop Oliver Platt), die,
veronderstel ik, net als de meeste prostituees hun ogen dicht doen
en aan het geld denken. Wat meteen verklaart waarom er zo weinig
fut zit in hun prestaties.
Ach ja, ik zeur wel, maar ondertussen moet ik toegeven: ‘2012’
levert wat hij belooft. De hele promotiecampagne vertelt je één
ding: als je naar onze film komt kijken, dan ga je dingen zien
ontploffen zoals je ze nog nooit zult hebben zien ontploffen. En
inderdaad. Emmerich belooft ons geen goed scenario, geen degelijke
personages en zelfs geen acteerprestaties van mensen die zich
inbeelden dat ze goede cinema aan het maken zijn. Hij belooft ons
spektakel, meer niet. En dat is dan ook alles dat we krijgen. Als
dat voor u genoeg is, ga dan zeker kijken, u zult niet
teleurgesteld zijn. Alle anderen… die raad ik om minstens vier
pinten te drinken vooraleer de zaal binnen te stappen. Lachen
gegarandeerd. Schol!