“Ik wil elk jaar een album uitbrengen, zolang ik nog leef”, schreef Brett Anderson bij wijze van Nieuwjaarsgroet op zijn blog. Hij houdt woord: net een jaar na Wilderness is er nu Slow Attack; tegelijk herkenbaar, en toch weer anders.
“’t Is niet echt de plaat die ik van plan was te maken, maar ik ben dan ook nog aan het leren hoe dit moet”, noteert Anderson op dezelfde blog. Dat valt op. Dit is zijn derde soloplaat, en opnieuw probeert hij iets anders uit. Na de strijkers van Brett Anderson en de strenge kaalheid van Wilderness koos hij deze keer, samen met producer Leo Abrahams, voor een subtiele, atmosferische invulling van de songs.
Onder invloed van Talk Talks Spirit Of Eden wordt op Slow Attack vaak beroep gedaan op houtblazers, wat een rijk geluid geeft. Toch blijft de kern net als op zijn voorganger een herkenbare folksong. Bij een bucolische fantasie als “Wheatfields” zijn gedachten aan Nick Drake zelfs niet ver weg.
Als er één constante, één logische evolutie is sinds zijn titelloze solodebuut is het dit: Anderson is een zanger geworden, geen balker, geen giller meer. Hij heeft en houdt zijn stem goed in de hand. We zijn ver weg van het drama en de pathos van Suede. Het dichtst in de buurt komen we nog met het iets stevigere refrein van “The Swans”, dat overigens erg mooi rusteloos trommelwerk meekrijgt.
Heel Slow Attack ademt de sfeer uit van de winterse dagen waarin de songs zijn geschreven en opgenomen. De gemoedelijkheid van een warme kamer, het gevoel van isolatie, ze hangen over deze plaat. “Pretty Widows” is zo’n wiegend lied, dat in zijn piano vallende sneeuwvlokken oproept, terwijl de omfloerste blazers voor weemoed zorgen. Sterk is ook het elegische “The Hunted”; toch nog eens strijkers, “oh-oh”’s zoals alleen Anderson dat kan; een mooie popsong.
Niet dat alles zo sterk is, overigens. “Ashes Of Us” is een rommeltje waarin allerlei instrumenten elkaar voor de voeten lopen, terwijl Anderson wat lamenteert, en ook “Scarecrows And Lilacs” is aan de vervelende kant. “Julian’s Eyes”, daarna, doet ons twijfelen: leuk nummertje, of toch net iets te veel bandwerk?
Maar ach, de conclusie vinden we alweer op die blog: “Hier staan een paar nummers op die ik trots zou zingen, naast om het even wat uit mijn carrière. Meer kun je niet vragen”. Meer is het ook niet, maar het volstaat inderdaad. Slow Attack is niet wereldschokkend, geen grote sprong voorwaarts, maar wel de bevestiging dat Anderson zijn eigen stem heeft gevonden. Het zijn dwepers, die nu nog om Suede roepen.