Regie : Michel Vanhove
Scenario : Tom Van Dyck, Michiel Devlieger
Vraag aan honderd mensen om vijf Vlaamse tv-productiehuizen op te sommen, en in 99 gevallen zal de eerste naam die je hoort Woestijnvis zijn. Het bedrijf, thuishaven voor bekende koppen als Tom Lenaerts, Michiel Devlieger, Erik Van Looy en (tot voor kort) Bart De Pauw, is niet alleen één van de weinige die ook een gewone tv-kijker meestal wel bij naam kent, maar het is ook een kwaliteitslabel geworden. Als Woestijnvis een nieuw programma maakt, ga je er al snel van uit dat het wel de moeite zal zijn. Dat heeft voor een groot deel inderdaad te maken met het niveau van hun producties (‘De Mol’, ‘In De Gloria’, ‘Het Geslacht De Pauw’, ‘Het Eiland’), maar ze zijn daar in Vilvoorde ook gewoon uitstekende zakenmannen, die weten hoe ze hun producten moeten verkopen. Alles wat ze maken staat haast vanzelfsprekend vier of vijf keer op de cover van Humo, en hun talent om hypes te creëren is ongeëvenaard.
Met ‘Van Vlees en Bloed’ was het niet anders, hoewel de immense belangstelling die er ditmaal ontstond toch een echte verrassing moet zijn geweest. De serie stond geprogrammeerd op donderdagavond, wat meestal niet echt een slot is waar je verwachte kijkcijferkanonnen in zet, en heeft een grillige verhaallijn die op een onvoorspelbare manier laveert tussen humor en tragedie. Al bij al was het niet de meest evidente televisie, maar het succes was fenomenaal. Slagers overal ten lande meldden een stijging in de verkoop van koteletten en vogelnestjes, terwijl slagzinnen als “we zitten met een bospoeper”, “de emmer der vernederingen is vol”, “ik ga eens met de Joepi wandelen” en “ik ben nogal ne kerel, hè” tot in den treure herhaald werden door lolbroeken die er maar geen genoeg van kregen.
Het verhaal draait rond de beenhouwersfamilie Vangenechten. Stammoeder Maria (Reinhilde Decleir) begon de slagerij jaren geleden, samen met haar inmiddels overleden echtgenoot. Tegenwoordig is het zoon André (Lucas van den Eijnde) die samen met zijn vrouw Lilianne (Sien Eggers) de winkel draaiende houdt. André’s licht mentaal gehandicapte broer Luc (Tom Van Dyck) helpt mee achter de schermen, terwijl zus Gerda (Mieke De Groote) volledig uit het slagersmilieu stapte door te trouwen met Maurice (Peter van den Eede), een ietwat pedante intellectueel met ambities om natuurgids te worden. Het leven gaat zijn gang totdat Rudy (Tom De Wispelaere), de vervreemde zoon van André en Liliane, plots weer voor de deur staat. Na jarenlang niets van zich te hebben laten horen, beweert hij nu dat hij op zijn beurt de slagerij toch wilt overnemen.
Een deel van het succes van ‘Van Vlees en Bloed’ ligt ‘m zeker in de rake milieuschets die de reeks biedt van “de kleine zelfstandige”. Zonder onnodig venijnig te worden, geven schrijvers Tom Van Dyck en Michiel Devlieger een herkenbare, vaak scherpe blik op de clanvorming die er onvermijdelijk plaatsvindt in een familie die niet alleen samen leeft, maar ook samen werkt. Een zoon die de zaak niet wilt overnemen, wordt toch op z’n minst een beetje gezien als een verrader, en een schoonbroer die het niet gewend is om met z’n handen te werken, is een slappeling die er nooit helemaal zal bijhoren. Zoals elke familie zelfstandigen, brengen de Vangenechtens zo goed als 24 uur per dag met elkaar door, wat zorgt voor een sterk “wij tegen de rest van de wereld”-gevoel. Als je iets doet om dat gevoel te doorbreken, dan is het moeilijk om dat goed te maken. De winkel zelf dient daarbij duidelijk als een soort toneel, waarop de familie zichzelf continu zo positief mogelijk moet presenteren naar de buitenwereld. Wat de problemen achter de schermen ook zijn, naar hun klanten toe moeten ze altijd glimlachend voor koteletten en honderd gram salami zorgen.
Die thema’s (familiebanden, vertrouwen tussen familieleden en hoe je de grens tussen je privé- en je beroepsleven probeert te trekken) werken wonderwel, geholpen door een resem acteurs die hun personages schijnbaar moeiteloos tot leven wekken. Veel van hen zijn oudgedienden van de Jan Eelen-programma’s ‘In de Gloria’ en ‘Het Eiland’ (Lucas van den Eijnde, Sien Eggers, Tom Van Dyck), anderen zijn relatieve nieuwkomers, waaronder Maaike Neuville als winkelmeisje Anke en Koen De Graeve (die in de periode 2008-2009 een fantastische doorbraak beleefde als film- en tv-acteur) als slagersknecht Mike. Valse noten zijn er in die cast nauwelijks terug te vinden, en het is dankzij hen dat sommige minder geloofwaardige plotwendingen toch niet wegzakken in het karikaturale.
Want dat is een belangrijke zwakte aan ‘Van Vlees en Bloed’: de reeks houdt zich niet aan het vertrouwde “één verhaal per aflevering”-format, maar vertelt anderzijds ook niet gewoon één verhaal over de loop van zijn zeven afleveringen. Gemiddeld gaat een plotlijn ongeveer twee episodes mee, waarna de makers weer een nieuwe intrige introduceren. In de eerste aflevering krijgt “ons moe” Maria bijvoorbeeld een beroerte, waardoor je zou denken dat de rest van de reeks draait rond een conflict tussen haar kinderen om haar geld. Maar niets daarvan: ons moe keert weer naar huis. Daarna krijgen we de beruchte plotlijn rond “de boshoer” (André blijkt in een nabijgelegen bos regelmatig van bil te gaan met een vaste klant van de beenhouwerij); die gaat een aflevering of drie mee, waarna ze ook weer van het toneel verdwijnt. In de laatste twee afleveringen is er zelfs nog van alles te doen rond de illegale jacht op een reebok. Op die manier verschuift de focus van ‘Van Vlees en Bloed’ regelmatig, waardoor de reeks toch wat consistentie mist.
Een aantal van die intriges leveren fantastische televisie op (die rond de boshoer is waarschijnlijk de beste), terwijl anderen wat al te sterk bij de haren gesleurd zijn. Zo rekent Mike eigenhandig af met de schaduwachtige figuren die achter Rudy aan zitten (in het echte leven zouden dergelijke types gewoon met een pistool terugkomen) en is ook heel het gedoe met de reebok er een eind over (plotseling worden de personages wel héél dom). Het is hier dat de acteurs goed van pas komen om ook die situaties te verkopen. Ze komen er altijd mee weg, maar geloofwaardig is het eigenlijk niet.
Vormelijk valt de reeks op dankzij een elegante cameravoering en een knap kleurengebruik (hoe blauw kan een lucht zijn?). Het citaat uit de dialogen waarmee elke aflevering begint, is dan wel gepikt van ‘The Wire’, maar het blijft sowieso een leuke spielerei. En dat is dan ook waar je mee achterblijft na het bekijken van de reeks: een speelse sfeer, waarin de makers duidelijk geen schrik hadden om verschillende dingen uit te proberen. Veel van die dingen werken, en geven ‘Van Vlees en Bloed’ een eigenzinnige tragikomische toon mee. Anderen werken niet. Zo gaat dat dan. In ieder geval, je zult nog nooit zoveel zin hebben gehad in vogelnestjes met puree.