In de fantastische Britse comedyreeks ‘Extra’s’ zit een scène
waarin Andy Millman (Ricky Gervais), een figurant met ambities om
een eigen komische reeks op te starten, gaat praten met acteur
Patrick Stewart. “Het is goed dat je je eigen materiaal schrijft,”
vertelt Stewart hem. “Ik ben zelf net aan het werken aan een
filmscript. Het gaat over een man met de gave om dingen te
manipuleren met zijn geest. Zo kan hij naar een vrouw kijken en
opeens vallen al haar kleren af. En ze probeert zich te bedekken,
maar ondertussen heb ik al lang alles gezien.” Al snel ontwikkelt
de eminente acteur, niet alleen gekend voor ‘Star Trek’ maar ook
voor zijn Shakespearerollen, zich tot een infantiele viespeuk,
geobsedeerd door tieten. Het is heel goed mogelijk dat Rickey
Gervais kort voor het schrijven van die scène ‘Che?’ had gezien,
een obscure komedie van Roman Polanski uit 1972. De regisseur stond
op dat moment op het hoogtepunt van zijn carrière: ‘Rosemary’s
Baby’ en ‘Macbeth’ waren net gepasseerd, en Robert Towne kwam rond
die tijd aanzetten met het scenario van ‘Chinatown’. Tegenwoordig
weet haast niemand nog dat hij tussen die meesterwerken heen ook
verantwoordelijk was voor dit puberaal tietenfestijn. ‘Ché’ is de
voorbije 35 jaar doodgezwegen als een soort gênant geheim. Hij
wordt zelden besproken, ook niet in retrospectieven over Polanski,
en is op dvd enkel verkrijgbaar als het minst aantrekkelijke
onderdeel van een box.
Het verhaal, voor zover daarvan sprake, draait rond Nancy (Sydne
Rome), een Amerikaanse toeriste in Italië die ternauwernood aan een
verkrachting kan ontsnappen. Ze vlucht een villa aan de zee binnen
– haar t-shirt uiteraard tactisch gescheurd om alvast één borst er
uit te laten floepen – waar ze kennismaakt met een bizar stel
personages. Zo is er Alex (Marcello Mastroianni), een ex-pooier die
graag pingpongballetjes vertrappelt (fraudiaanse subtekst ahoi!) en
zich wel eens mag verkleden in een tijgervelletje terwijl Nancy hem
op afstand houdt met een zweep. Miauwkes. Hugh Griffith speelt
Joseph Noblart, de stervende pater familias, die het hoekje niet
wilt omgaan voordat hij nog één keer een vagina van dichtbij heeft
gezien. Gedienstig kind dat ze is, vervult Nancy zijn laatste wens.
Polanski zelf is een gedementeerde visser die net iets te veel tijd
doorbrengt met zijn harpoen. En zo gaat dat door.
Geen van deze mensen stelt ooit de vraag wie Nancy is of wat ze
in de villa komt doen, en zelf lijkt ze niet echt gehaast te zijn
om er weg te raken. De villa lijkt buiten de realiteit te staan,
een surrealistische plek waar seks – liefst nog bizarre seks – een
voltijdse bezigheid is. Of tenminste een obsessie. Aan het begin
van de film loopt Nancy een kamer binnen waar een koppeltje
luidruchtig op z’n hondjes aan het rampetampen is. “We zijn bijna
klaar,” weet de man haar tussen twee stoten door te melden. En
inderdaad. Op de tweede ochtend van haar verblijf in de villa wordt
Nancy wakker gemaakt wanneer een wildvreemde kerel haar om geen
enkele aanwijsbare reden oraal aan het bedienen is. Goeiemorgen. En
dat is dan nog buiten de fetisjen van Mastroianni gerekend, die
zich niet enkel graag als een tijger laat bedwingen, maar zich op
een bepaald moment ook uitdost in een soortement kapiteinskostuum,
waarna hij Nancy aan een geheel uit eigen duim gezogen
politieverhoor onderwerpt – met de nodige meppen erbij.
Niets van dat alles wordt ook rationeel verklaard. Polanski
geeft wel de suggestie dat al die mensen in de villa zitten omdat
ze uit zijn op de erfenis van Noblart, maar daarmee weten we nog
niet we ze zijn en waarom. De regisseur heeft hier eigenlijk een
jaren zeventig-seksklucht gemaakt over een dom blondje dat nog geen
twee stappen kan zetten zonder dat ze de één of andere erogene zone
ontbloot. (“Oeps, nu ben ik toch wel ineens al mijn kleren kwijt,
zeker! Laat ik snel een servet zoeken die ongeveer een tiende van
mijn borsten bedekt!”) Ik heb – tot mijn eeuwige spijt – nooit één
van de beruchte Tiroler-seksfilms mogen aanschouwen, maar ik kan me
inbeelden dat de humor daar ongeveer van hetzelfde kaliber was. Met
dat verschil dat Polanski te veel talent (en pretentie) heeft om
het daarbij te houden. Hij kruist die seksklucht dan ook nog eens
met de surrealistische structuur van een ‘Alice in
Wonderland’-verhaal, zodat alle logica of continuïteit verloren
gaat.
Wou de regisseur überhaupt wel iets zeggen met zijn film? En zo
ja, wat dan? De antwoorden daarop gaan wellicht met Polanski mee
het graf in. Hij speelt hier met genres, zoveel is duidelijk, maar
het eindresultaat is een film die zelfs niet weet te scoren op het
niveau van een tietenkomedie. De meeste tietenkomedies zijn op z’n
minst nog een beetje coherent, en veel minder vrouwonvriendelijk
dan ‘Che?’.
Het klinkt vaak nogal krampachtig politiek correct om over dat
soort dingen te klagen, maar Sydne Rome valt letterlijk de hele
film lang van de ene vernedering in de andere: in de openingsscène
wordt ze ei zo na verkracht, daarna worden haar kleren gestolen,
gevolgd door een man die haar in de rol van SM-meesteres dwingt,
een andere die haar flamoes wilt begluren om rustig te kunnen
sterven, en zelfs een moment waarop ze – absoluut niet met haar
volle goesting – aan handen en voeten gebonden wordt. Nou. Als het
al mogelijk is om ‘Che?’ te interpreteren, dan lijkt het me
waarschijnlijk het verhaal van een vrouw die terechtkomt in een
vleesgeworden mannelijke masturbatiefantasie. En dan nog één van
een niet bijster sympathieke man.
Het is dan ook ironisch – of misschien net niet – dat dit
visueel en auditief één van Polanski’s meest verfijnde films is. De
setting is een zonovergoten Italië, met rijke kleuren, een
diepblauwe zee en een verschroeiende zon. De breedbeeldcomposities
zijn feilloos en op de soundtrack krijgen we een ware greatest
hits van klassieke componisten, inclusief Mozart en Schubert.
Alsof Polanski de vulgariteit van zijn inhoud wilde compenseren met
een stijlvolle verpakking – of erger, alsof hij de gestileerdheid
van de verpakking onderuit wilde halen met een vulgaire inhoud.
De acteurs smijten zich zonder omkijken in de film, wat allicht
de enige mogelijke benadering van het materiaal is. Niet nadenken
en er gewoon voor gaan, zonder je in te houden, in de hoop dat de
film full circle zal komen en zó over de top zal zijn dat
hij net weer goed wordt. IJdele hoop, maar toch. Sydne Rome is leuk
om naar te kijken en speelt de naïviteit van haar personage goed
uit, maar na bijna twee uur begin je je te ergeren aan haar
geaffecteerde
“oh-kijk-nu-mijn-kleren-liggen-wééral-op-de-grond”-maniertjes.
Marcello Mastroianni is nooit bang geweest van extreme rollen en
doet hier wat hij kan. Wat niet veel is. Hugh Griffith had
klaarblijkelijk dringend geld nodig en de rest van de cast,
uitgezonderd Polanski zelf, bestaat uit nobele onbekenden die dat
ook gebleven zijn.
Eigenlijk is het jammer dat er tegenwoordig nog zo weinig over
‘Che?’ gesproken wordt – ik zou Polanski namelijk dolgraag de vraag
willen stellen wat hier nu precies de bedoeling van was.