Tweeëneenhalf jaar geleden speelde Ribot met Ceramic Dog een optreden dat even imponerend als frustrerend was. Bulkend van virtuoze uitspattingen en stilistische diversiteit, maar soms ook wat onsamenhangend of flauw (poëzie blijft best in de huiskamer). Werd dat even rechtgezet tijdens deze tweede performance!
Maar eerst Lidlboj, een project van de alomtegenwoordige Jozef Dumoulin (Mââk’s Spirit, Octurn, Othin Spake en een resem andere projecten), een van de hardst werkende Belgische jazzmuzikanten en een figuur die lijkt te gedijen in zeer uiteenlopende contexten. Met dit kwartet met Bo Van der Werf (ook van Octurn, op baritonsax), zangeres Lynn Cassiers en drummer Eric Thielemans in de rangen lijkt Dumoulin een middenweg te willen vinden tussen zijn vele escapades.
Met de Zaum-achtige, geïmproviseerde soundscape aan het begin werden we alleszins op het verkeerde been gezet, want wat volgde was nergens zo abstract. Dumoulin fabriceerde op z’n Rhodes vooral bedwelmende patronen, die doorgaans weerspiegeld werden in Cassiers’ hijgerige zang, aangevuld met Thielemans’ vloeiende drumwerk en knopjesgedraai en notenslierten van Van der Werf. Helaas leken de verschillende songs focus te missen en bleef het kwartet iets te lang vissen in een vijver van moderne fusion en abstracte geluiden met een al te etherische draai.
Het eerste wat Ribot & co. lieten horen was nog verrassender dan de opener van Lidlboj en heel even kregen we het gevoel dat resoluut de kaart van de avant-garde getrokken zou worden. Het trio, aangevuld met violiste/zangeres Eszter Balint, bracht vervolgens echter een set die knetterde van de energie, enkele fenomenale passages liet horen en, belangrijkst van al, nergens een inzinking kende zoals dat herhaaldelijk het geval was in 2007.
Geen wereldvreemde stijlen en geluiden dus, al kan je zelfs met Ribot op z’n conventioneelst amper spreken van middle of the road-muziek. Vroeg in de set werd al uitgepakt met een imposante versie van Gainsbourgs “Un Poison Violent”, met vocale wisselwerking tussen Balint en Ribot en een verrassend dicht tegen de pop aanleunende sound. Als je de muzikanten, en vooral drummer Ches Smith, in het oog hield, dan viel echter op dat nergens gekozen werd voor voorspelbaarheid.
Die Smith was nu duidelijk ook veel beter ingespeeld op de grillige speelstijl van de leider: liep de communicatie vorige keer soms wat mank, dan waren er nu slechts subtiele tekens nodig om passages aan te kondigen, abrupt over te schakelen van het ene tempo naar het andere of het op een razend gefreak te zetten. Bassist Ismaily bleef dan weer z’n betrouwbare zelve met solide, lekker groovend baswerk en Moog-bijdragen.
Ster van de show bleef natuurlijk Ribot, die eens te meer liet horen dat hij niet onder één noemer in te delen valt. Nu eens doet hij denken aan rockvirtuozen als Hendrix, Robert Quine of Rory Gallagher, en even later hangt hij de funker uit zoals Eddie Hazel dat kon, of speelt hij met klanken in de beste Gary Lucas-traditie. En die typische sound is er altijd: knoestig, bluesy en rauw, ver verwijderd van het dessertzoete geneuzel van vele andere jazzgitaristen; een combinatie van onderbuikblues, punkattitude en New Yorkse cool.
De rockliefhebber met zin voor avontuur werd dus het best bediend, met talrijke indrukwekkende stukken, energieke gitaarsolo’s en krachtige ritmes, al werd nu en dan ook teruggeschakeld (“Death Of A Narcissist”) of speelser terrein opgezocht (“Boys Go To Jupiter”). De aanwezigheid van Balint leek aanvankelijk geen meerwaarde: haar vioolspel ging gebukt onder de dominantie van Ribots gitaarwerk en ze was duidelijk niet altijd even vertrouwd met het gespeelde materiaal, maar gaandeweg zou haar bijdrage (met onder meer ook een paar melodicastukken) sterker worden.
Twee bisrondes zouden er nog volgen. Er werd niets toegevoegd aan de ijzersterke, vetvrije set, al haalde de band er even een Belgische artiest bij en werden de puntjes nogmaals op de ‘i’ gezet. Kortom, we kregen volledig waar we in 2007 op gehoopt hadden: een bevlogen, energieke, consistente set van een meestergitarist die na talloze projecten zijn draai gevonden lijkt te hebben.