In 2005 maakte Shane Acker de korte animatiefilm ‘9’, een tien
minuten durend filmpje zonder ook maar een enkele regel dialoog,
waarin levende lappenpoppen het in een postapocalyptische woestenij
moesten opnemen tegen gewelddadige machines. De visuele flair die
Acker tentoonstelde, en zijn gedurfde, sombere visie waren genoeg
om hem een Oscarnominatie én het telefoonnummer van Tim Burton en
‘Daywatch’-regisseur Timur Bekmambetov te bezorgen. Met hen als
producers kreeg hij de kans om ‘9’ uit te breiden tot een
speelfilm. Lucky bastard dus, die Shane Acker, hoewel zijn
naam als verhaalschrijver en regisseur op de affiches uiteraard
keurig verborgen gaat achter die van Burton. Zo gaat dat dan; er is
ook nauwelijks iemand die weet dat Henry Selick ‘The Nightmare
Before Christmas’ heeft geregisseerd. Hoe dan ook, het is niet
moeilijk om in te zien wat Burton zo aantrok in Ackers kortfilm.
Een mistroostige sfeer, bizarre, eminent onknuffelbare personages
en een weinig kindvriendelijke verhaallijn geven ‘9’ alvast de
uiterlijke schijn mee van een typisch Burtonproduct. Inhoudelijk
daarentegen, blijkt Acker nog heel wat te leren te hebben.
Het verhaal speelt zich af in een parallel universum waarin de
gehele mensheid is uitgeroeid na een vernietigende oorlog tegen de
machines (echo’s van ‘The Terminator’ zijn allicht geen toeval). We
zien voorwerpen en wapens in het landschap liggen die naar
verschillende tijdsperiodes refereren, van de Eerste over de Tweede
Wereldoorlog tot verder in de toekomst, wat de film een mooie
eigenheid geeft: hij speelt zich af in een wereld die lijkt te
rijmen op de onze, zonder er echt gelijk aan te zijn.
Anyway, de laatste intelligente wezens die nog in dat
vernielde landschap rondlopen, zijn enkele levende poppen, met een
lichaam van jute, een ritssluiting op hun buik en mechanische
onderdelen waardoor ze kunnen bewegen en praten. Ze hebben allemaal
een nummer op hun rug, van 1 tot 9. Onder de leiding van de
aristocratische 1 (Christopher Plummer) hebben de poppen zich
verstopt voor de beestachtige machines die regelmatig het landschap
terroriseren (eentje lijkt halfweg op een kat, een ander op een
slang, weer één op een vogel, maar allemaal hebben ze hun
angstaanjagende ijzeren poten en rode ogen gemeen). Ze leiden een
leven van angst, tot met de komst van 9 (Elijah “zullen mijn
testikels ooit inzakken?” Wood) de zaken plots veranderen. Samen
met zijn sidekick 5 (John C. Reilly) en de
kickass vrouwelijke pop 7 (Jennifer Connelly) besluit hij
terug te vechten tegen de machines.
Je moet het Shane Acker nageven: de man heeft ballen. Hij heeft
een boeiend concept beet (zij het één dat al wel eens eerder werd
gedaan – zie ook het veel betere ‘Wall-E’) en hij is niet bang om
dat concept naar z’n logische extremen door te trekken. ‘9’ is een
animatiefilm, maar zeker niet gemaakt voor kinderen – eerder voor
tieners en ouder. Alles aan de setting is immers doods – we zien de
treurige restanten van de menselijke beschaving, die zienderogen
bedekt worden onder het onophoudelijk opblazend zand. De kleuren
zijn vrijwel monochroom en ook de plotwendingen suggereren een
fatalistische visie. Dit moet de eerste Amerikaanse animatiefilm in
jaren zijn waarin belangrijke personages sterven. Acker probeert
nergens, behalve op het einde, om te zalven: ‘9’ is voor het
overgrote deel van zijn speelduur een troosteloze film, die allicht
veel te angstaanjagend en negatief zal zijn voor jonge kinderen.
Hier en daar krijgen we een zeldzame hoopvolle scène, zoals één
waarin de poppen een plaat vinden van ‘Somewhere Over the Rainbow’,
maar dat is een uitzondering. Acker laat je nooit vergeten dat dit
hele verhaal eigenlijk al plaatsvindt nà het einde van de
wereld.
Bovendien geeft weerstaat hij ook aan de verleiding om zijn
personages een lieftallig uiterlijk te geven. Het karakterontwerp
lijkt zwaar geïnspireerd door de films van Tsjechisch surrealist
Jan Svankmajer, een man die men nu niet meteen kan verwarren met
een lid van de Disney-familie. Daarmee sluit hij, allicht bewust,
meteen een zeer gemakkelijke manier uit om sympathie op te wekken
voor zijn personages: geef zo’n figuurtje schattige grote ogen en
je bent vertrokken (dat is wat ze bij Disney altijd doen). Acker
wil daar blijkbaar niets van weten. We worden gedwongen om de
personages te beoordelen op hun gedrag en op wat ze zeggen, wat
zeldzaam is in een animatiefilm.
Dat zit dus allemaal wel goed: het idee is er, Acker heeft geen
schrik om een unieke, kindonvriendelijke wereld tevoorschijn te
toveren en visueel is ‘9’ om duimen en vingers bij af te likken.
Waarom wil het dan toch niet lukken? Simpel, eigenlijk: omdat de
regisseur zijn basisidee nooit weet uit te werken tot een
fatsoenlijk verhaal. Tijdens de eerste 20 minuten – verreweg het
beste deel van de film – schetst Acker op een indrukwekkende manier
zijn wereld en zijn personages, maar daarna… Tja, daarna schijnt
hij niet goed te weten wat hij die personages dan moet laten doen.
Gevolg: ‘9’ verzandt algauw in een opeenvolging van actiescènes,
waarin de poppen op de loop moeten gaan voor machines in de vorm
van telkens een ander beest. Stramien van die scènes: de poppen
wandelen door het schitterend vormgegeven doodse landschap. Ze
horen iets. Oh nee, het is een moordzuchtige machine die er vaagweg
uitziet als een kat/slang/vogel! 1 wilt gaan lopen, maar 9 en 7
vechten heldhaftig terug. En daarna lopen ze nog wat verder door
het schitterend vormgegeven doodse landschap.
Voor een filmpje van 10 minuten had Shane Acker meer dan genoeg
ideeën, maar om een (nochtans zuinige) speelduur van 79 minuten te
vullen, had hij echt wel verder mogen nadenken. Een goed concept en
een fantastisch design van zowel achtergrond als personages zijn
een goed begin. Maar daar zit je dan met al die basiselementen, en
dan moet je dus je karakters iets interessants te doen geven. En
dat lukt Acker niet. Van personageontwikkeling is geen sprake – we
krijgen archetypes zoals de knorrige, conservatieve leider die de
strijd al lang heeft opgegeven (Plummer), de stoere heldin
(Connelly), de sympathieke sidekick (Reilly) en natuurlijk
de generische held (Wood), die verreweg het saaiste personage uit
de hele film is. Da’s nu niet echt om van achterover te vallen. En
ook het slot weet niet te overtuigen. Om toch maar netjes een einde
aan zijn verhaal te breien, haalt Acker er nog een subplot bij over
een soort chip die de machines zou kunnen vernietigen – een subplot
die zo bij de haren gesleurd is dat je scenarist Pamela Pettler
bijna kunt horen gillen van de pijn.
‘9’ is niet zozeer een voorbeeld van style over
substance, als wel van concept over substance. Ik heb
zo’n beeld in m’n kop van Shane Acker die zich drie jaar uitslooft
aan het uitwerken van die wereld, het ontwerpen van de sets en de
personages, om dan op een productievergadering te komen en te
zeggen: “Oké… En nu?” Waarna het doodstil blijft.