De Oostenrijker Christian Fennesz vertolkt een heel eigen geluid: met een laptop, een elektrische gitaar en een stapeltje pedalen en effecten brengt de man een intrigerend samenspel van organische en elektronische elementen. Na het succes van Endless Summer en Venice bracht de Weense muzikant vorige jaar Black Sea uit. Daarmee sleutelt hij voort aan zijn ultieme doel: “een perfecte popsong maken.”
Fennesz houdt van de Ancienne Belgique. Twee jaar geleden speelde de Oostenrijker er op het Domino-festival voor A Silver Mount Zion en later mocht hij er met Mike Patton het podium delen. Vanavond speelt de man voor Jóhann Jóhannsson. Drie keer erg uiteenlopende artiesten, drie maal een divers publiek.
Fennesz: Het is een zegen om voor een gevarieerd publiek te mogen spelen. Ik kan zowel in een rockclub als in een operazaal optreden en ik krijg soms heel uitzonderlijke en diverse uitnodigingen. Dat bevalt me wel: ik wil niet bestempeld worden als een of andere techno-act, of een experimentele of rockact. Ik kom dan ook graag op verschillende plaatsen. Ik hou vooral van een plek waar de sfeer me bevalt, waar ik me goed voel. Dat is het allerbelangrijkste. Daarna komt het geluid: als dat goed zit, dan ben ik er klaar voor. Maar als er geluidsproblemen zijn, krijg ik het wel moeilijk. Als het geluid bij mij en bij het publiek goed klinkt, maakt het eigenlijk niet uit waar ik speel. Hier bijvoorbeeld, in de AB, is het geluid optimaal.
enola: Kom je later op het jaar nog terug, sta je eventueel op een festival?
Fennesz: Deze zomer doe ik enkele zomerfestivals aan. In België speel ik alvast op Pukkelpop. Festivals vormen altijd een gekke ervaring. Er is geen tijd voor een soundcheck, je speelt om op het even welk uur, … Ik speelde ooit op het Dourfestival, waanzinnig was dat. Het publiek bestond haast enkel uit zestien- en zeventienjarige gedrogeerde kids. Acid wellicht. Ik zag hun ogen en ik dacht: “Ik zal jullie eens wat laten horen.” Ik speelde toen een heel bizarre, psychedelische set. Dat was echt hilarisch, daar heb ik persoonlijk heel veel plezier aan beleefd.
enola: Stel je voor dat een van je instrumenten zoek raakt. Wat zou dan het allerergste zijn: dat je je laptop niet bij je hebt, of je gitaar?
Fennesz: Hmm, goede vraag. (Lange pauze.) De gitaar is echt mijn primaire instrument. Maar ik ben zo een experimentele gitaarspeler die zijn eigen stijl met een hele boel apparaten en effecten manipuleert. Als ik alleen maar mijn gitaar zou hebben, zou het toch wel wat saai klinken. Met de laptop zou ik nog steeds een soort orkest hebben. Vroeger heb ik ook echte gitaarsamples op de laptop gebruikt. In het begin, de eerste twee tot drie jaar, heb ik zelfs uitsluitend de laptop gebruikt. De gitaar kwam er pas achteraf bij, omdat ik voelde dat er toch iets ontbrak op het podium. Maar goed, als ik dan echt moet kiezen, geef me dan toch maar de laptop. Met de gitaar alleen zou ik het ook wel rooien, maar dat zou toch wel heel verschillend zijn.
enola: Speel je trouwens, naast de gitaar, nog een ander instrument? Of zou je er graag een leren?
Fennesz: Je gelooft het vast niet, maar ik weet me aardig uit de slag te trekken achter het drumstel, ik haal er zelfs een reggaebeat uit. Ik speel uiteraard ook basgitaar en een tikkeltje piano. Ik zou wel beter met de piano overweg willen kunnen, dat vormt echt wel een leemte. Ik zou echt heel graag goed kunnen spelen op een klassieke piano. Ik waak er dan ook over dat mijn dochter van twaalf het instrument leert beheersen. Ze speelt al van kindsbeen af en ze speelt echt heel mooi.
enola: Venice werd destijds onthaald als een donkerder, minder frivool en meer meditatief vervolg op Endless Summer. In enkele interviews liet je verstaan dat de plaat je gemoedstoestand weerspiegelde. Hoe verhoudt Black Sea zich tot de vorige twee, in dat opzicht?
Fennesz: Al mijn albums zijn steeds voor een deel een weergave van mijn stemming. Dat is altijd onlosmakelijk verbonden met hoe ik me voel. Ik kan dat niet verbergen; het vertaalt zich automatisch in mijn muziek. Venice was een moeilijke plaat voor mij. Ik ging door een lastige periode, ik was wat depressief. Maar zeker niet hopeloos (lacht). Ik was gewoon niet overgelukkig. Voor Black Sea had ik daar geen last meer van. De dingen gebeuren en ik aanvaard ze. Daarom koos ik ook voor grijstinten op de hoes van de nieuwe plaat. Want voor mij is grijs geen depressieve kleur, het is veeleer een moderne kleur, erg open, zonder een echt oordeel. Een neutrale kleur, zeg maar.
{image}
enola: Op Black Sea staan voor het eerst composties die met de grens van tien minuten flirten.
Fennesz: Dat was inderdaad een nieuw gegeven voor mij. Vroeger was ik echt uitsluitend met de geijkte popsongstructuur bezig: drie tot vier minuten. Ik hou echt oprecht van het idee om een perfecte popsong te maken. Maar tijdens het werken aan Black Sea kwam ik algauw tot het besef dat het album niet echt rond korte nummers zou draaien, maar dat het anders zou zijn. Het was zeker geen bewust geplande strategie, maar een organisch proces. Black Sea is ook meer als een symfonisch werk opgevat, dus ik hoefde me echt geen zorgen meer te maken over langere nummers. Vroeger schrikte me dat wel af: ik dacht dat het publiek zou afhaken wegens te saai bij langere nummers. Want je moet dan echt lang geconcentreerd naar één nummer luisteren. Maar ik vind dat het op Black Sea vreemd genoeg echt werkt: de manier waarop de nummers in elkaar steken kan je ook zien als de opbouw van één groot nummer. Daarom heb ik het op mijn laatste plaat zo aangepakt, maar de volgende keer kan ik evengoed een andere insteek kiezen. Ik speel trouwens met het idee om een album te maken vol nummers die precies één minuut duren.
enola: Op Black Sea staan er ook enkele heel ingehouden, sobere composities, zoals “Grey Scale” bijvoorbeeld. Begin je met het idee van een eenvoudige compositie, of krijgen de nummers pas vorm in de studio, waar je lagen kan toevoegen of net weglaten?
Fennesz: “Grey Scale” was een interessant toeval eigenlijk. Ik kwam naar de studio en ik ging achter de microfoon zitten met mijn gitaar en ik heb het hele nummer geïmproviseerd. Echt waar: van de eerste tot de laatste noot improvisatie. Daarna heb ik er enkele effecten aan toegevoegd. Het was echt een geweldige dag en ik was in een opperbeste bui: ik nam de gitaar en alles ging vanzelf. Ik heb dit eigenlijk nog nooit aan iemand verteld. (lacht) Echt van de eerste keer in de roos.
enola: Binnenkort verschijnt er een nieuw In the Fishtankalbum, waarvoor je samen met Mark Linkous van Sparklehorse in de studio zat. Als je volledig vrij spel kreeg, met wie zou je dan wel eens in The Fishtank willen duiken?
Fennesz: Weet je: ik heb al deel mogen uitmaken van heel wat mooie samenwerkingen, maar als ik… (aarzelt) Het klinkt vast erg idioot, en niemand zal het echt snappen, maar ik zou het wel eens leuk vinden om hele vervormde gitaren, echte noisegolven los te laten op een nummer van Aphex Twin. (hilariteit) Als een singletje. Al heb ik ook genoten van de recente samenwerking met Soap & Skin. Die was haar plaat aan het opnemen in Amann (Amann Studios in Wenen, bdr & mb), waar ik ook een kamer huur. Christoph Amann, de eigenaar, hielp haar met de plaat. Ze had me aanvankelijk gevraagd om het album te producen, maar ik zag er uiteindelijk geen brood in. Ze wist zelf echt precies wat ze wou en dus gaf ik haar gewoon mijn studio. Dan kon ze daar werken. Ik heb uiteindelijk een remix van een nummer gemaakt voor haar album. Ze is ook van Wenen en amper 18 jaar oud. Een echt talent.
{image}
enola: Hoe anders is het eigenlijk om samen te werken met een andere artiest? Heb je dan de indruk dat je compromissen moet sluiten?
Fennesz: Voor mij is het eigenlijk vooral socializing. Als ik te lang op mijn eentje in de studio werk, word ik een beetje een weirdo. Ik moet dan echt de studio uit om te communiceren met andere muziek en met andere mensen. Gelukkig geniet ik het voorrecht om met fantastische mensen te mogen werken. Samenwerken is ook echt een leerproces voor me: sociaal zijn. Alsof twee heren samen van een goed glas wijn genieten en wat muziek maken. En dat is vaak heel aangenaam. Ik ben dadelijk bereid om mijn ego op de achtergrond te plaatsen met als doel om samen iets te maken. Maar de druk is echt veel groter als ik op mijn eentje een album moet uitbrengen. Dan komen er slapeloze nachten. En de verwachtingen worden ook elke keer hoger.
enola: Kan je zelf makkelijk een plaat los laten? Of voel je steeds die drang om te blijven schaven aan de nummers?
Fennesz: Het is een echt proces. Er komt altijd wel een moment waarop ik voel dat de plaat af is. Nu voel ik ook dat ik kan vertrouwen op wat de mensen van Touch zeggen. Als ze zeggen: “Nu is de plaat wel af hoor”, dan geloof ik ze wel. Vroeger was dat een pak moeilijker, maar nu kan ik op een systeem vertrouwen. Ik bel ze bijvoorbeeld en ik zeg ze dat ik klaar ben met het album. Maar dan bel ik een week later om te zeggen dat ik toch nog niet klaar ben. En dan komt er toch nog een maand. En nog een maand. Maar dan laten ze me toch weten dat het goed komt. Ik vertrouw nu vaker op andere mensen dan vroeger. Er is één persoon die ik echt vertrouw als het op mijn muziek aankomt, die me echt kan vertellen hoe ik ervoor sta, en dat is Peter Rehberg (man achter het Weense Megolabel, waarop Fennesz’ eerste albums verschenen, bdr & mb). Hij helpt me bij het samenbrengen van de nummers: ik vertouw op zijn oordeel. Hij kent echt zo veel: van punk tot experimentele muziek. Hij is van alle markten thuis en dat is een grote hulp.
enola: Lig je nog wakker van de critici en van de recensies?
Fennesz: Ik lees ze niet meer, de recensies. Al een poos niet meer. David Sylvian had me al aangeraden ze links te laten liggen. Anders blijven ze door je hoofd spoken tot je uiteindelijk bezwijkt onder die druk. Af en toe, als ik een schouderklopje nodig heb, dan vraag ik de platenmaatschappij om me de drie beste op te sturen. (lacht) Dan voel ik me dadelijk beter! Je kan ook nooit voor iedereen goed doen: er kakt altijd wel iemand op je werk. Met de komst van het Internet kan elke 17-jarige Amerikaanse cowboy zijn zegje doen over muziek.
enola: In een recent interview met Last.fm had je het over de staat van de muziekindustrie. Je liet noteren dat vooral kleinere labels goed boeren, zoals je eigen label Touch.
Fennesz: Het is zeker beter voor de kleinere labels in het huidige klimaat. De kleine labels hebben nooit echt deel uitgemaakt van de grote muziekindustrie. Toch verkoopt Touch goed. Voor wat ze brengen, uiteraard. Je zal er nooit de grote massa mee bereiken. Dat is ook hun publiek niet. Maar ze doen het veel beter dan pakweg vijf, tien jaar geleden. Ze kennen een groei, terwijl de muziekindustrie steeds verder wegkwijnt. Ik ben blij dat ik deel uitmaakt van een goed georganiseerd label zoals Touch. Een label dat nog van muziek houdt. En met een goed distributiemodel: alles is ook op iTunes beschikbaar. Toch zou ik het lastig vinden om geen fysieke drager meer te hebben. Vorig jaar had ik een interessant gesprek met de zoon van een vriend van me. Het was een 19-jarige jongen en hij en zijn vriend kochten de downloads en de vinylplaat. Geen cd. Er is een soort van heropleving van vinyl aan de gang. De download is de informatie, die dan aangevuld wordt met een drager. Voor mijn part kunnen vinyl, dvd en mp3 gerust naast elkaar bestaan.
enola: In het interview had je het ook over het moment waarop je enkel voor de muziek koos. Was dat een moeilijke beslissing om je enkel nog op muziek toe te leggen?
Fennesz: Absoluut. En financieel was het ook een gok. Weet je: ik geloofde er gewoon in. Ik was absoluut niet zeker van mijn stuk en er zijn behoorlijk moeilijke periodes geweest. Ik had geen grote schare medestanders en ook mijn familie en vrienden waren oprecht bang. Maar er was voor mij geen andere uitweg: ik zou anders een heel ongelukkig persoon zijn geworden. Ik studeerde sociale antropologie en musicologie en misschien was ik wel suppoost geworden in een museum, of taxichauffeur. (algemene hilariteit) Taxichauffeur was wellicht beter. (lacht) Weet je: ik nam de gok en er waren beslist heel moeilijke jaren, maar ik ben blij dat ik voor de muziek heb gekozen.
Fennesz speelt op Pukkelpop.