



Met : Vincent Cassel, Ludivine Sagnier, Mathieu Almaric, Olivier
Gourmet e.a.
Het is eigenaardig hoe elke niet-Engelstalige film met
aspiraties om ook buiten z’n eigen land vertoond te worden,
plotseling gaat lijden aan een soort van titeldiarree. ‘L’ennemi
Public N°1’, het tweede deel in het Jacques Mesrine- tweeluik van
regisseur Jean-François Richet, staat net als zijn voorganger ook
wel bekend als ‘Mesrine – L’ennemi Public N°1’, ‘Public Enemy N°1 –
Part II’ en ‘Mesrine: Public Enemy N°1 – Part II’. (De originele
titel van het eerste deel was ‘L’instinct de Mort’, wat al helemaal
niks met de internationale namen te maken heeft.) De bedoeling is
natuurlijk om de titels aanlokkelijker te maken voor de wereldmarkt
– en zoveel mogelijk te verbergen dat er geen Engels wordt
gesproken in de film – wat meteen de vraag doet rijzen waarom ze
dit exemplaar dan niet gewoon ‘Tits and Bullets’ hebben genoemd.
Niemand die kan zeggen dat het niet commercieel klinkt en het past
nog bij de inhoud ook – hoewel we, eilaas, veel meer kogels dan
tieten te zien krijgen.
‘Tits and Bullets’ gaat verder waar ‘L’instinct de Mort’
ophield. In 1973 wordt gangster Jacques Mesrine (Vincent Cassel)
opgepakt en veroordeeld tot 20 jaar gevangenis wegens een rist
bankovervallen, moorden en pogingen daartoe. Hij wordt opgesloten
in het zwaar bewaakte La Santé, waar hij vijf jaar verblijft. In de
tussentijd schrijft hij zijn (zwaar geromantiseerde) memoires,
onder de titel ‘L’instinct de Mort’. In mei 1978 ontsnapt hij uit
La Santé, samen met François Besse, een andere zware jongen die
gekend staat als “ontsnappingskoning”. Achteraf werken de twee
enkele maanden samen, tot Besse genoeg krijgt van Mesrines
grootheidswaanzin: om niet onder te doen voor Baader-Meinhof in
Duitsland, meet Mesrine zichzelf immers steeds meer het imago van
revolutionair aan – een strijder tegen de corrupte autoriteiten,
die er tijdens zijn nobele strijd blijkbaar niet mee inzit om zelf
serieus wat geld in zijn zakken te steken. Hij is meer bezorgd om
zijn imago in de pers dan om zijn eigen veiligheid of die van zijn
maten. Mesrine zet de succesvolle ontvoering op touw van miljonair
Henri Lelièvre, maar de politie zit hem steeds dichter op de
hielen. Op 2 november 1979 wordt hem dat fataal…
First things first: wie ‘L’instinct de Mort’ nog niet
gezien heeft, moet dat sowieso eerst doen. ‘L’ennemi Public N°1’
functioneert immers niet echt als een op zichzelf staande film,
maar louter als het tweede deel van een enkele, vier uur durende
prent, die simpelweg te lang was om in zijn geheel te vertonen en
dan maar in tweeën werd gekapt. Wat daarom nog niet wilt zeggen dat
de twee delen identiek aan elkaar zijn wat inhoud of kwaliteit
betreft. Oppervlakkig gezien zijn de gelijkenissen uiteraard enorm:
we krijgen een energieke, flitsend gemonteerde opeenvolging van
bankovervallen, ontsnappingen, ontvoeringen en ga zo maar door.
Actie is het sleutelwoord, veel meer dan introspectie of
motivering. Jean-François Richet is een showman (net zoals Jacques
Mesrine dat was, veronderstel ik), die wilt overdonderen met een
hoog tempo en vooral veel ‘Tits and Bullets’.
Maar waar ‘L’instinct de Mort’ wat al te zeer bleef hangen in
een haastige opsomming van feiten, namen en data, concentreert
‘L’ennemi Public’ zich op een kortere tijdsspanne – zes jaar,
waarvan Mesrine er vijf in de gevangenis zat. En dat houdt in dat
Richet langer bij bepaalde feiten kan blijven stilstaan. De
nevenpersonages, die in het eerste deel soms op verwarrende wijze
kwamen en gingen, krijgen meer de kans om een indruk te maken en
zichzelf effectief te ontwikkelen tot een volwaardig personage. En
ook de actiescènes worden net iets langzamer opgebouwd, waardoor ze
meer impact krijgen. De ontsnapping uit La Santé is indrukwekkend,
net als de suspensescène die vooraf gaat aan Mesrines laatste
confrontatie met de politie. ‘L’ennemi Public’ gaat nog steeds
vooruit aan het tempo van een konijn op Viagra, maar heeft ditmaal
een groter gevoel van continuïteit, in plaats van steeds van de hak
op de tak te springen.
Bovendien weet de film in dit tweede deel net iets meer te
vertellen over de persoonlijkheid van Mesrine. Richet gaat nog
steeds bepaald niet psychologisch-analytisch te werk, maar hij is
wel gefascineerd door de hypocrisie van Mesrine, die buiten een
gewone gangster, ook een celebrity wou zijn. Hij kon er
niet tegen dat anderen meer aandacht kregen in de pers dan hij
(“Die Pinochet, wie denkt hij wel dat hij is?”), zodat hij
regelmatig interviews gaf waarin hij zichzelf het air van een
politiek gemotiveerde rebel probeerde aan te meten. (Dat was nu
eenmaal bon ton in die tijd.) Een extreemrechtse journalist die
negatief over hem schreef, werd hard aangepakt. Mesrine was niet de
eerste crimineel met sterallures, maar zijn protserigheid heeft hem
uiteindelijk wel het leven gekost. Het is ook zowat de enige
karaktertrek die in de beide films voor wat reliëf zorgt in het
karakter van Mesrine, en reken maar dat dat welkom is.
De acteerprestaties blijven van een hoog niveau – Vincent Cassel
is eindeloos bekijkbaar als Mesrine en beleeft duidelijk plezier
aan zijn showy rol. Ludivine Sagnier heeft relatief weinig
te doen buiten luidkeelse orgasmen te beleven bovenop hem, maar
doet dat alvast geloofwaardig. In de bijrollen is het ditmaal
vooral uitkijken naar Olivier Gourmet als de doorwinterde
politie-inspecteur die Mesrine moet tegenhouden.
In zijn geheel bekeken blijft het ‘Mesrine’-tweeluik te
oppervlakkig om van een hoogvlieger te spreken. De makers hadden de
kans om echt inzicht te bieden in het leven en de achtergrond van
één van de meest beruchte gangsters uit de Europese geschiedenis,
en dat hebben ze niet gedaan, omdat ze meer geïnteresseerd waren in
de actie dan in de personages. Maar als entertainment werken de
beide films wél prima, en in dit tweede deel krijgen we dan toch,
hoe bescheiden het ook mag zijn, een beetje meer inhoud om ons in
vast te bijten.