Een novelle als een kwade droom, zo laat Thomas Lieskes Een ijzersterke jeugd zich nog het beste omschrijven. Het is een verhaal over macht en wreedheid, onverschilligheid en wraak dat zich afspeelt binnen een gesloten gemeenschap, op een onbepaalde tijd en locatie, opdat geen enkele blik het bezoedelen zou.
In essentie is het verhaal van Lieske niet zo moeilijk te vatten: een kind verdwijnt spoorloos en de radeloze burgemeester vraagt aan de autoriteiten uit de hoofdstad om hem te helpen bij het onderzoek. Wat het boek interessant maakt, is de setting: Lieske kiest immers voor een niet nader genoemd Midden-Europees land dat sinds enige tijd onder het juk van een autoritaire partij zucht. Bovendien speelt het verhaal zich af in een dorpsgemeenschap die al eeuwen (of zo lijkt het toch) afgesloten is van de rest van de wereld.
Door voor die vreemde setting te kiezen, heeft Lieske meteen een streepje voor. Het mysterie van het land, dorp en de partij dragen bij tot een kafkaëske vervreemding doordat alle verwijzingen naar het land of de partij zich in algemene nevelen en vage beschrijvingen hult. Het land is exotisch maar Europees, terwijl de machthebbers een blind machtsapparaat vertegenwoordigen dat zich via de geschiedenis al vele gezichten aangemeten heeft. Ook de dorpsbewoners roepen herinneringen op aan gesloten gemeenschappen en in zichzelf gekeerde inwoners die elke vreemdeling als een potentiële bedreiging zien.
Bovendien steunt de novelle op twee vertellers die elk hun versie van de feiten geven, waarbij datgene wat ze vertellen uiteraard niet altijd overeenstemt maar ook geregeld andere uitstapjes maakt, wanneer ze voorbij een punt komen dat hun levens elkaar kruisen. De ene verteller is dr. S., een lid van de partij die heeft weten opklimmen en samen met drie collega’s, waaronder zijn mentor dr. Bril, naar het beruchte dorpje trekt om orde op zaken te stellen.
De andere stem die spreekt, is Augustine, een veertienjarig eigenwijze puber die volgens zowat de hele dorpsgemeenschap opgroeit voor galg en rad. Via haar dagboek komt de lezer niet alleen meer te weten over het dorp zelf maar ook over de verdwijning van een van haar dorpsgenootjes en over S. en zijn collega’s, die duidelijk niet alleen in het dorp neergestreken zijn om de verdwijning van een dorpskind op te lossen.
De eenvoud van het verhaal verbiedt om hier te veel te vertellen over hoe de zaken zich ontwikkelen, laat staan wat de ware bedoeling van dr. S en de zijnen is en of de waarheid achter de verdwijning van het dorpskind ook echt aan het licht komt. Want ook al maakt het niet de essentie van het verhaal uit, de afwikkeling ervan maakt deel uit van de leeservaring. Losgekoppeld van de sfeerschepping is het een banaal verhaal maar net zo goed is het uittekenen van het unheimliche achtergrond waardeloos zonder de katalysator die het verhaal is. Het ene kan met andere woorden niet zonder het andere.
De wreedheid van de kinderwereld, de geslotenheid van een bergdorp, de mysterieuze codes van een Balkanstaat en de onmenselijkheid van een autoritaire partij vormen aldus de bouwstenen voor een intrigerende novelle rond wat in essentie de zoektocht naar het antwoord op een banale verdwijning is. De kracht van Een ijzersterke jeugd schuilt in de combinatie van het verhaal en de algehele sfeerschepping waardoor het boek zich openbaart als een kille koortsdroom.