Twee jaar nadat we voor laatst van hen hoorden met It’s A Bit Complicated, is er
weer nieuws vanuit het kamp van Art Brut, het Britse vijftal rond
de excentrieke frontman Eddie Argos. En dan nog wel met een door
oud-Pixie Frank Black geproduceerd derde
album, dat de op zijn minst opmerkelijk te noemen titel ‘Art Brut
vs. Satan’ heeft meegekregen. De groep kwam de cd tijdens Les Nuits Botanique al voorstellen
aan het Belgische publiek, nu is het tijd voor een nadere
luisterbeurt.
De inbreng van Black is het eerste wat opvalt wanneer we ‘Art Brut
vs. Satan’ in de cd-lade schuiven. De songs rammelen wat minder, de
riffs zijn strakker dan ooit en de baslijntjes zijn op het voorplan
komen te staan, zonder dat het ergens gepolijst klinkt. Qua
productie betekent deze derde plaat alvast een stap vooruit voor de
jolige bende uit Londen en Brighton. Met een goede productie alleen
staat men echter nog nergens, wanneer het op vlak van het
songschrijven niet echt wil draaien. En we vrezen bij het
beluisteren van dit album wel degelijk dat Art Brut stilaan op een
punt is aanbeland waarop de inspiratie ietwat uitgedroogd is.
Toen debuut ‘Bang Bang Rock and Roll’ in 2005 op het publiek
afgevuurd werd, ging de doorsnee indiefan in no time door
de knieën voor Art Brut. Hun muziek klonk net zo catchy als die van
hun vele succesvolle generatiegenoten in hetzelfde genre, maar in
tegenstelling tot veel van die bands betekende Art Brut in de
eerste plaats fun. Met witty lyrics die met alles en
iedereen de spot dreven en de ene onliner na de andere opleverden,
kreeg de band al gauw een soort van cultstatus toegewezen.
Inclusief een legertje fans dat vanaf dan bij iedere nieuwe song of
album klaarstaat om de liedjesteksten van a tot z te absorberen en
te analyseren.
Op dat vlak zal ‘Art Brut vs. Satan’ allicht weinigen
teleurstellen, want elk nummer telt wel een aantal grappige en
gemakkelijke te citeren grappen en grollen. Ze zijn het leukst
wanneer ze wat onnozel doen over de meest willekeurige banaliteiten
(zoals hun lofrede aan het adres van het openbaar vervoer in het –
niets met Iggy Pop te maken hebbende – ‘The Passenger’ of
‘Mysterious Bruises’, waarin Eddie zijn blauwe plekken op
kostelijke wijze bezingt), wat zeurderig zijn echter de al te
afgezaagde kritieken op ‘al die bands van tegenwoordig die als de
zoveelste kopie van U2 klinken’ (‘Slap Dash For No Cash’). Het is
echter wel leuk te horen dat Art Brut zichzelf op dit derde album
nog steeds niet al te serieus neemt, getuige het aandoenlijke en
enigszins herkenbare ‘DC Comics And Chocolate Milkshake’.
Wat de liedjesteksten betreft heeft Art Brut duidelijk nog altijd
niet moeten inboeten aan doeltreffendheid. Of dat ook muzikaal zo
is, is een ander paar mouwen. Sommige nummers zijn nog steeds erg
leuk (‘Alcoholics Unanimous’, ‘The Passenger’, ‘DC Comics And
Chocolate Milkshake’ en het duidelijk aan The Cribs refererende
‘Summer Job’), maar we merken dat het percentage geslaagde nummers
betrekkelijk kleiner is geworden in vergelijking met de vorige twee
platen.
Eddie Argos kan nog altijd niet echt zingen en zijn stemgeluid
klinkt nog even eentonig als voordien. Deze keer heeft hij echter
de pech dat er niet genoeg strakke deuntjes op de plaat staan die
dit kunnen verbloemen of toch alleszins compenseren, zoals dit
bijvoorbeeld bij The Cribs wel keer op keer weer lijkt te lukken.
En dan krijg je vreselijke nummers als ‘Twist And Shout’ (ook hier:
geen enkel verband met The Beatles), waarbij je tijdens het
luisteren jezelf de vraag kan stellen waarom je die plaat ook
alweer hebt opgezet. Eerlijk gezegd, een gevoel dat ons in de ruim
veertig minuten durende zit van ‘Art Brut vs. Satan’ toch wel een
aantal keer bekroop.
Goed, Art Brut heeft anno 2009 nog altijd een zekere charme. Live
zijn ze nog steeds masters at work en hun grapjes blijven
leuk. De songs op ‘Art Brut vs. Satan’ zijn op een paar nummers na
echter een pak minder dan wat we hen op de vorige twee cd’s hoorden
brengen. Hierdoor beginnen we ons ernstig af te vragen of deze band
nog veel meerwaarde in zich heeft.