K,
2009
Konkurrent
Mirah Yom Tov Zeitlyn draait al een tijdje mee. 34 is Mirah
intussen. Begonnen als solo singer-songwriter. Eerste ep in 1997.
Tekende twee jaar later bij K Records (en zit er nog steeds). Zocht
zich een band bij elkaar in 2004. Joods, lesbisch en geëngageerd.
Zag in 2006 een album verschijnen met covers van haar songs. Maakte
twee jaar geleden een plaat
over insecten met Spectratone International. Is nu na een tijdje
terug met het opvallend getitelde ‘(a)spera’, Mirah’s vierde solo
studio-album.
De evolutie die Mirah in haar songs doormaakte is er een van korte,
folky, lo-fi singer-songwriting tot rijk verzorgde, melodieuze
folkpop, waarin Mirah veel meer haar tijd neemt. ‘(a)spera’ is de
culminatie van deze beweging. De plaat is misschien moeilijk te
appreciëren voor de fans van het eerste uur, maar opent anderzijds
nieuwe poorten. Misschien wel de uwe.
Mirah heeft in haar carrière al vaak samengewerkt met haar maatje
en labelgenoot Phil Elvrum (The Microphones, Mount
Eerie). Dat is voor ‘a(spera)’ niet anders. Andere muzikale
bijdragen zijn er onder meer van Tara Jane O’Neil, die net zelf een
nieuwe plaat uit heeft, en van multi-instrumentalist Chris Funk van
The Decemberists. Ze had dan ook heel wat volk nodig voor haar
lange trektochten vol strijkers, blazers en andere
vrolijkheden.
Zo zijn het de sterke strijkersarrangementen die opener
‘Generosity’ echt dragen en tot het beste van het album maken. Met
haar immer zachte stem – in al die jaren een mooie constante –
bezingt ze de tekortkomingen van een vergane relatie: “I was
all of my energy / More than I wanted to give / I am empty / I
won’t give more“. Dat ze er niets meer voor over heeft, wordt
nog eens in de laatste minuut mooi echoënd herhaald met twee
backing vocalists.
De twee andere songs die het meest opvallen – in positieve zin dan
– zijn ‘Country of the Future’ en ‘Bones and Skin’. ‘Country of the
Future’ heeft een sterk uitgekiend slagwerk ter ondersteuning. Het
ritme is opgewekt, zwierig en bij wijlen Afrikaans. “And is it
the carnaval,” vraagt Mirah zich af. Het nummer klinkt dan ook
als een hoop mensen die op straat gaan dansen en musiceren,
uitmondend in een gezamelijk zangfestijn. En dit allemaal op een
subtiele, aantrekkelijke manier. Een stuk eenvoudiger is ‘Bones and
Skin’. De nadruk komt hier veel meer op zanglijnen te liggen,
waarbij Mirah met eenvoudig akoestisch gitaarspel terug haar roots
opzoekt. Het is de plotse en toch erg vlot klinkende koerswijziging
in de tweede helft, met subtiel toenemende bedrijvigheid, dat
‘Bones and Skin’ hier naar het hoogste schavot brengt.
Wat is er nog de moeite? ‘The World Is Falling’ heeft een leuke
onrust in zich, voornamelijk gecreëerd door een zeer lichte,
constante beat en het ietwat donkere spel van zanglijnen, zodat
thema en techniek perfect samenvallen. “I don’t believe in
property / we don’t own nothing,” zingt Mirah in ‘Education’.
Geen quatsch in haar songs, maar weldoordachte teksten, zoals we
dat van haar gewoon zijn. Vooral de zachtere tweede helft, met
violen, is waardevol. Tot slot is er ook nog’The Forest’, een track
met enkele zalige trompetlijnen.
Subtiel, begeesterd, veelgelaagd en verzorgd, dat is ons
eindoordeel over Mirah’s vierde langspeler. Mensen staan niet stil
en hun muziekstijlen ook niet. Hoewel ‘C’mon Miracle’ nog steeds
Mirah’s muzikale hoogtepunt blijft, is deze ‘(a)spera’ – Roemeens
voor ‘hopen’ – een boeiende bijdrage aan haar oeuvre, dat de weg
naar de complexiteit nog iets meer heeft opgezocht. Afwachten waar
dit uitkomt.