Met Song Of The Blackbird breide Whitmore een sterk einde aan een van de meest opmerkelijke trilogieën van de voorbije jaren. Animals In The Dark volgt een lichtjes gewijzigde koers, met overwegend uitstekende resultaten. En de stem, die klonk nooit beter.
Hymns For The Hopeless (2003), Ashes To Dust (2005) en Song Of The Blackbird (2006) lieten horen hoe indringend de traditionele aanpak in de juiste handen de dag van vandaag nog kan klinken. Whitmore’s songs weerspiegelden het verhaal van hobo’s & ramblers, van eenvoudige zielen die de wisselwerking tussen leven en dood met lede ogen aanzien en zich onderwerpen aan de wetten van de natuur. De albums bulken dan ook van doodssymboliek, de strijd tegen de elementen en een menselijk fatalisme dat al te herkenbaar is voor zij die de dagelijkse rat race ontvluchten om stil te staan bij het bestaan van alledag.
Met dergelijke songs vormde het werk van Whitmore een update van een folk- en bluestraditie van vele decennia. Het verschil is dat Animals In The Dark een sterkere politieke invulling gekregen heeft, met protestsongs die Whitmore meer dan ooit plaatsen in een traditie waar ook figuren als Leadbelly en Woody Guthrie deel van uitmaken. Het door militaristische drums aangedreven "Mutiny" bijvoorbeeld, is gebaseerd op een politieke metafoor die van toepassing is op alle tijdperken, maar als de man "I want to wrap my hands around his crooked neck and throw him overboard" verzucht, dan is het moeilijk om dit niet te beschouwen als een aanval op de vorige kapitein van het schip dat de Verenigde Staten heet.
Idem bij "Old Devils", de sleutelsong en het hoogtepunt van de plaat. Die duivels zijn universeel, een belichaming van het Kwade, van slechte bedoelingen, van krachten die het niet goed voor hebben met Jan met de pet, al zal de verstandige luisteraar snel genoeg begrijpen aan wiens adres de song gericht is. "You know who I mean, those animals in the dark": het zijn de huichelachtige machtsmisbruikers die het opnieuw moeten ontgelden. En het werkt ook prachtig in deze song, die gestaag aan snelheid en intensiteit wint. Die sceptische houding krijgt verschillende gedaantes op de plaat: zo wordt een levenbeschouwelijke invalshoek en anti-oorlogsdenken samengebracht in "Who Stole The Soul" en is het luchtiger "Johnny Law" een fijn staaltje van antiautoritaire rebellie tegen ’The Man’.
Niet enkel de inhoudelijke nadruk verschuift, maar ook de stilistische. Werd het oudere werk vooral gedomineerd door ’s mans hoekige banjospel, dan duurt het nu acht songs voor hij het instrument boven haalt (enkel "Lifetime Underground" en "Let The Rain Come In" worden nu voortgedreven door het metalige getokkel), en zijn er sobere invullingen met percussie, cello en orgel. Na meerdere beluisteringen kunnen we ons wel niet van de indruk ontdoen dat de kwaliteit van de songs wat onevenwichtig is. Zo klinken "Hell of High Water" en "Hard Times" als doorslagjes van ouder werk en heeft "A Good Day To Die", de afsluiter met de licht morbide titel, niet zo veel om het lijf.
Animals In The Dark is, ondanks enkele prachtsongs, niet de beste plaat van Whitmore, al is het wel opnieuw een ’authentieke’ luisterervaring en een doorleefde en oprechte plaat. Whitmore is een artiest die het concept van back to the roots een vitale injectie geeft die vrij is van foute nostalgie en probeert te leven van muziek door muziek te maken over het leven. Wie hem onlangs aan het werk zag in het voorprogramma van Alela Diane zal het ongetwijfeld kunnen beamen: William Elliott Whitmore is bovenal écht en elke nieuwe release zal er dan ook een zijn om naar uit te kijken.