’t Is vreemd hoe Hollywood de neging heeft om eigenzinnige
filmmakers te negeren zo lang ze hun eigen, experimentele ding
doen, en daarna te belonen wanneer ze de conventionele toer opgaan.
David Fincher maakte harde uppercuts van films zoals
‘Seven’ en ‘Fight Club’, maar het is pas nu, met het veilige en
sentimentele ‘Benjamin Button’, dat hij echte erkenning krijgt. En
Gus Van Sant maakt zo’n scenario nu al voor de tweede keer mee.
Pareltjes als ‘My Own Private Idaho’ en ‘Drugstore Cowboy’ werden
in Europa meermaals bekroond, maar in de VS totaal over het hoofd
gezien – te ontoegankelijk, te vreemd. Het was pas in 1997, met
zijn meest commerciële film tot dan toe, ‘Good Will Hunting’, dat
hij welkom was op Amerikaanse prijsuitreikingen. En nu, na vier
moeilijke, experimentele projecten op rij (‘Gerry’, ‘Elephant’,
‘Last Days’ en ‘Paranoid Park’), gebeurt weer krek hetzelfde: Van
Sant keerde terug naar de traditionele genrefilm met de
biopic ‘Milk’, en als beloning kreeg hij acht
Oscarnominaties. Niet dat hij een slechte film heeft afgeleverd,
wel integendeel – maar waarom moeten mensen met een persoonlijke
visie en stijl zichzelf altijd inhouden vooraleer ze gewaardeerd
worden?
‘Milk’ vertelt het verhaal van Harvey Milk (Sean Penn), de
eerste openlijk homoseksuele man die een politieke functie
uitoefende in de VS. In de jaren zeventig verhuisde hij, samen met
zijn vriend Scott Smith (James Franco), naar San Francisco, een
trekpleister voor hippies en anderen die buiten het
establishment stonden. In the Castro, een wijk
die nu nog steeds gekend staat als het gay Mecca van
Amerika, opende hij een fotowinkel en tijdens de volgende paar jaar
ontwikkelde hij zich tot officieuze woordvoerder van de
homogemeenschap. Hij klaagde politievervolging aan en organiseerde
op vraag van de vakbonden zelfs een boycott tegen het biermerk
Coors. Zijn populariteit in the Castro werd zo groot dat
hij zichzelf verkiesbaar stelde als city supervisor. Na
twee mislukte pogingen, raakte hij uiteindelijk het stadhuis binnen
om verder te vechten voor de gelijkberechting van homo’s. Maar dat
alles eindigde in 1978, toen zowel Milk als burgemeester George
Moscone werden neergeschoten door Dan White (Josh Brolin), de
conservatieve, misschien zelf heimelijk homoseksuele city
supervisor van een ander deel van San Francisco.
Naar Gus Van Sants gewone doen, vertelt hij dat hele verhaal op
een verrassend klassieke manier, die geheel voorbij gaat aan zijn
gebruikelijke vormelijke experimenten. Samen met scenarist Dustin
Lance Black structureert hij de film als een raamvertelling: Harvey
Milk maakt kort voor zijn dood een tape waarop hij zijn
levensverhaal vertelt, “voor in het geval dat ik vermoord word”, en
aan de hand van dat verhaal krijgen we vervolgens de hoogtepunten
uit zijn politieke carrière en privéleven te zien. Een degelijke
structuur, daar niet van, maar als je me nu verteld had dat iemand
anders ‘Milk’ had geregisseerd, dan had ik het waarschijnlijk ook
geloofd. Slechts zeer sporadisch krijgen we scènes te zien die de
hand van de regisseur verraden: de jump cuts naar de
felgekleurde campagneaffiches van Harvey Milk, bijvoorbeeld, of een
sequens waarin zowat de hele homogemeenschap elkaar opbelt en het
scherm zich opsplitst in steeds meer vakjes. Ook een scène waarin
we de personages gereflecteerd zien in het metaal van een fluitje,
is knap gedaan.
Maar die momenten zijn schaars – voor het overige gaat ‘Milk’
zijn conventionele gangetje. Het is eigenaardig dat Gus Van Sant
blijkbaar al sinds het begin van de jaren negentig met dit project
rondloopt – als homo ligt het verhaal van Harvey Milk hem allicht
nauw aan het hart – maar dat het eindresultaat toch zo
onpersoonlijk aanvoelt.
Maar goed, in plaats van te kankeren over wat de film niét is
geworden, is het waarschijnlijk beter om te concentreren op wat
‘Milk’ wél is. En het is hoe dan ook een knappe biopic, die een
eerlijk en soms confronterend beeld biedt op de vooroordelen waar
homo’s in de VS (en, let’s face it, ook daarbuiten) mee af
te rekenen krijgen. Eén van de belangrijkste conflicten in de film
is die tussen de gay community en Anita Bryant, een
aartsconservatieve zangeres die in de seventies een
campagne leidde om homoseksuele leerkrachten te laten ontslaan.
“Omdat homo’s zichzelf niet kunnen voortplanten, moeten ze onze
kinderen rekruteren,” beweerde Bryant, zonder zich zorgen te maken
over de verwoeste levens die ze achterliet, enkel omdat ze schrik
had van mensen die anders waren dan zij. De panische angst van de
conservatieve vleugel in Amerika voor homoseksualiteit tart soms
alle verbeelding, en anno 2009 duurt die nog steeds voort. ‘Milk’
kwam in de zalen op het moment dat in de VS veel te doen was rond
het herroepen van het recht op gay marriage in Californië.
Als reactie daarop, trokken de homo-activisten de straat op, en
zelfs gouverneur Arnold Schwarzenegger, of all people,
sprak zijn steun voor hen uit. Dertig jaar na de dood van Harvey
Milk blijven dezelfde discussies voortduren.
Als film heeft ‘Milk’ dus zeker een boeiend en relevant thema,
dat eerlijk in beeld wordt gebracht (in tegenstelling tot Tom Hanks
destijds in ‘Philadelphia’ is Sean Penn hier niet te beroerd om
James Franco een tong te draaien wanneer het script daarom vraagt)
en erg opvalt door de hoeveelheid humor die er inzit. Biopics
hebben vaak de neiging om sombere heiligenportretten te worden (nog
‘Ray’, iemand?), maar ondanks het ernstige onderwerp en het
tragische einde, blijft ‘Milk’ vrij luchtig van toon. Voor Sean
Penn is dit waarschijnlijk de eerste rol in vijf jaar waarin hij
nog eens lacht.
Sean Penn is sowieso al een goede reden om te gaan kijken: hij
neemt helemaal afscheid van zijn donkere, ietwat deprimerende imago
om een energieke vertolking te geven die barst van de levenslust.
’t Is altijd enigszins tricky om als hetero een homo te
spelen, omdat je het risico loopt er een cliché van te maken, maar
Penn legt het er nooit te dik op. De tederheid en oprechte affectie
van Milks relatie met Scott is mooi om te zien. In de bijrollen
treffen we degelijke karakteracteurs aan: James Franco maakt steeds
interessantere keuzes en is erg overtuigend als Scott, terwijl Josh
Brolin, de come-backman van verleden jaar, met weinig
screentime toch een sterke indruk weet te maken als Dan
White.
Eigenlijk is er dus geen enkele reden om thuis te blijven:
‘Milk’ is een belangrijk en goed verteld verhaal, met een
uitstekende cast. Het voelt alleen niet aan als een echte Gus Van
Santfilm, en iedereen die – zoals ik – best wel fan is van die
echte Gus Van Sant, zal dan ook met een ietwat leeg gevoel
achterblijven.