De hetze is belangrijker dan de voorstelling. De rechter en de beul opent via een verhaal over euthanasie in het Nazi-tijdperk de debatten over waardig sterven bij ons vandaag.
De Antwerpse Monty heeft een interessant klinkend programma in elkaar gebokst onder de noemer Le Salon des Exilés: de drie grootste theaterregisseurs der Lage Landen — Guy Cassiers, Johan Simons en Ivo Van Hove — maken werk voor de kleine zaal. Cassiers geeft met zijn De rechter en de beul de aftrap. De voorstelling is gebaseerd op de gelijknamige roman van de Gentse schrijfster Janine De Rop, die in het boek haar eigen ervaringen als gehandicapte weergaf doorheen de terugblikken van dokter Martin Herzlinger over zijn activiteiten als arts tijdens het Nazi-regime. Daarbij denkt hij terug aan Inge, een collega die door polio veroordeeld was tot een rolstoel, en het voortouw nam in de uitvoering van het euthanasieprogramma van de Nazi’s. Wie niet voldeed aan het ideaalbeeld van de Übermensch werd afgeslacht, gehandicapten nog het eerst. Inge doodt haar lotgenoten, en niemand lijkt haar tegen te willen houden. Uiteindelijk laat ze zich door Herzlinger ook zelf het fatale spuitje toedienen. Bij de Nazi’s is er geen plaats voor wetenschappers, en zeker niet voor gehandicapte.
De tekst van Janine De Rop kwam in de handen van Guy Cassiers terecht via dokter Marc Cosyns. Cosyns streeft al jaren naar meer begrip omtrent waardig oud worden, waarbij het hem niet alleen gaat om euthanasie, maar vooral over de mogelijkheid om te kiezen hoe men de laatste jaren van zijn leven wil slijten. Hij zag in De rechter en de beul een mogelijkheid om zijn strijd via een ander medium aan het grote publiek over te brengen. Cassiers stemde toe om het verhaal op de planken te brengen, maar gaf Cosyns meteen een tegenvoorstel: dat hij zelf de rol van Herzlinger zou spelen. Na enige aarzeling gaf Cosyns toe.
Voor zijn terugkeer naar de kleine zaal nam Guy Cassiers zijn huisscenograaf Peter Missotten met zich mee. Die zet Marc Cosyns neer in een decor van camera’s en projecties. Via televisieschermen leest hij zijn tekst af, terwijl die ook nog eens wordt geprojecteerd op de achtermuur van de Monty. Daarnaast verschijnen beelden van Cosyns zelf, gefilmd uit verschillende hoeken. Op één televisiescherm vertelt actrice Katelijne Damen in de rol van Inge ook haar verhaal. In feite bestaat De rechter en de beul dus uit twee monologen die elkaar afwisselen: die van Inge en die van Herzlinger. De enscenering is sober gehouden, waardoor de klemtoon op de tekst komt te liggen. Dat vergt echter wel een erg hoog concentratievermogen van de toeschouwer. Je moet anderhalf uur lang aandachtig blijven luisteren, visueel is het verhaal snel verteld.
Het belang van Cassiers’ regie van De rechter en de beul is niet zozeer het theater dat gebracht wordt, maar vooral het ontsluiten van het euthanasiedebat voor een groter publiek. De tekst van Janine De Rop stemt zeker tot nadenken en in de rand van de voorstelling worden verschillende debatten door Monty op touw gezet. De rechter en de beul is daardoor zeer relevant, niet als voorstelling maar wel als deel van een volledig programma. Al blijft de vraag hoeveel procent van het publiek daadwerkelijk na de voorstelling blijft zitten om het debat aan te gaan.
Met het uitgangspunt van Le Salon des Exilés heeft Guy Cassiers weinig gedaan. De mogelijkheden van de kleine zaal zijn niet onderzocht, dit is gewoon een voorbeeld van zijn typische stijl, in het klein. Later deze maand speelt er nog Krapps laatste band van Johan Simons, maar bleek ook die voorstelling geen erg zware dobber? Het zal aan Ivo Van Hove liggen of de kleine zaal van de Monty straks nog echt uit haar voegen barst of niet.
Foto’s: Koen Broos